dinsdag 27 november 2007

Twiggy (februari 1994 - 24 november 2007)

Datgene waarvoor we het meest gevreesd hadden toen we voor 5 maanden naar Peru vertrokken is helaas werkelijkheid geworden. Zaterdag 24 november om 12 uur liet Twiggy alles achter zich. Nooit hadden we kunnen vermoeden dat ons veertien jaar oude, maar zeer fitte hondenvriendje zo plots door akelige inwendige bloedingen en kanker geveld zou worden. Het noodlot slaat nog maar een keer toe.

Twiggy was ongeveer 1 jaar oud toen ze achtergelaten werd, vastgebonden aan een boom door een of andere onbenul die wat mij betreft ter plekke gefusilleerd had mogen worden. Razend van honger en dorst werd ze gelukkig door een goede ziel losgemaakt en naar het dierenasiel “De helpende pootjes” in Wortegem-Petegem gebracht. Daar bracht ze 2 volle jaren van haar jonge leven door. In april 1997 werden we getroffen door haar portret dat haar in het tijdschrift “Hart voor dieren” tot “asieldier van de maand” maakte. Omdat de vriendelijkheid in het dierenasiel van Mechelen meer dan te wensen overliet besloten we na een telefonische afspraak de trip naar Wortegem-Petegem te maken om voor de eerste keer kennis te maken met Twiggy. Het artikel in “Hart voor dieren” was ondertussen al meer dan een maand eerder geplaatst, maar nog niemand had naar haar geïnformeerd. Vreemd.
Veel was er niet nodig om ons te overtuigen haar een nieuwe thuis aan te bieden. Helaas bleek dat ze op het moment van ons bezoek ondanks de voorvoorzorgsmaatregelen die het asiel had getroffen toch zwanger was geraakt en dus konden we haar niet meteen mee naar huis nemen. Een kleine opdoffer. We hadden op dat moment uiteraard een andere hond een nieuwe bestemming kunnen bezorgen, maar we vonden niet dat we haar meteen konden laten vallen en dus keerden we enige tijd later terug naar West-Vlaanderen om Twiggy, geaborteerd en gesteriliseerd mee naar St- Kat-Waver te nemen. Het opgerolde hoopje hond op de achterbank viel meteen in een diepe slaap.

Het eerste halfjaar was een stressvolle tijd, dat zal ik niet ontkennen. Geen enkele bezoeker kon nog een voet binnen zetten in ons huurhuisje in de Valkstraat. Grommend, tanden ontbloot… bepaald uitnodigend was het niet. En dus werd wijlen mijn vader als dierenliefhebber ingeschakeld om enkele toenaderingspogingen uit te testen. Bij nader inzien niet de meest geschikte persoon toen later bleek dat oudere mannen met wit of grijs haar de meest gevreesde individuen voor haar waren en zij hen dus ook met de grootste argwaan benaderde. Zo hadden de vader van Bart of wijlen Fred Feremans, een toenmalige verre buur, eveneens de grootste moeite om haar vertrouwen te winnen. Bij mijn vader leek het op een bepaald moment vrij goed te gaan tot hij zich op een keer in de keuken in de Valkstraat omdraaide en Twiggy onvervaard in zijn enkel beet. De band tussen mijn vader en Twiggy is er de jaren nadien gelukkig veel beter op geworden, maar volgens mij is die ene beet er wel verantwoordelijk voor geweest dat er nooit de volle 100% vertrouwen was aan de kant van mijn vader, al zal hij dat nooit hebben willen laten merken en sprak hij haar steeds vriendelijk toe met zinnen als “Ah, Twiggy met de grote poepstaart!”. Geloof me, zo’n uitspraak was echt heel vriendelijk bedoeld.

Hondenpsycholoog Danny Groseman kwam er aan te pas, een muilkorf op wandelingen en met heel veel oefeningen en geduld veranderde Twiggy van een schijnbaar agressieve hond in een huisgenootje dat uiteindelijk blij was als er mensen op bezoek kwamen. Haar traumatische verleden heeft ze echter, zoals dat bijna steeds het geval is, nooit helemaal van zich kunnen afschudden. We konden meteen aan haar gedrag uitmaken of ze iemand al dan niet haar vertrouwen gaf. Onbekende oudere mannen met wit of grijs haar zijn altijd een pijnpunt gebleven, een vuilzak op straat kon aanleiding zijn om plots achteruit te deinzen, bij onweer zat ze te trillen als een espenblaadje en plakte ze aan je been (wat toegegeven wel meer honden doen) en bij het geluid van een slaande krant kromp ze helemaal in mekaar.

Wandelen kon ze als de beste. Dagelijks haar uurtje, eerst nog op de heide in de Duivenstraat, later toen we naar Leest verhuisden, tussen de maïs- en preivelden. Rennen als een windhond. Niet uit te putten. Met een energie waar wij stevig jaloers op waren. Wandelen op verplaatsing. Eerst geweldig enerverend piepend in de koffer van de auto. En als ze er dan uiteindelijk toch in slaagde om rustig te gaan liggen was elke trage bocht of elk stoplicht goed om meteen recht te veren en met grote ogen zenuwachtig van links naar rechts te kijken als wilde ze zeggen “Zijn we er? Kan ik er eindelijk uit?”. Ettelijke uren hebben gewandeld. Zoals het hoort. Zoals een hond zijn teveel aan energie van zich moet kunnen aflopen.

Dan was er “de platypus”. Onafscheidbaar waren Twiggy en “de platypus”. Haar eerste speeltje was een platypus. Zo’n speeltje is iets om trots mee in de mond rond te lopen, overal te tonen, maar nooit te willen afgeven. Je kan het ook wild hoofdschuddend alle hoeken van de kamer laten zien of als je een tegenstander vindt die het uit je mond wil trekken kan je er eens stevig tegenaan gaan om zo’n duel te winnen. Paars was hij, met een grote gele bek. Een echt vogelbekdier. Een platypus zegt de officiële Latijnse naam. En die naam kende Twiggy maar al te goed. “Pak de platypus!” en dat deed ze dan ook. Met fonkelende ogen kwam ze hem trots tonen. Na het paarse vogelbekdier volgde een speeltje in witte schapenwol in de vorm van een varkentje, een hondenbeen of een ander schepseltje. Allemaal bleven ze wel de naam “platypus” dragen omdat ze het nu eenmaal zo geleerd had.

Twiggy en de bevallige houding. Dat was als ze een beetje onderuitgezakt op haar achterste zat, je vleiend aankijkend zodat je niet anders kon dan naar haar toe te gaan en haar te knuffelen. Pure chantage. “Bah, zie ze daar weer zitten” zeiden Bart en ik dan vertederd tegen mekaar en gaven haar de knuffel waar ze om vroeg.

Veel hondenvriendjes heeft Twiggy niet gehad. Nina was gewoonweg niet geïnteresseerd, Jetje was ronduit venijnig, net zoals Lala dat na haar was. Kai en Punch waren ook niet bepaald wat je noemt de meest sociale Beagles en dus bleef Twiggy vaak in de kou staan als het op spelen met soortgenoten aankwam. Jimmy, een Briard uit de buurt had gelukkig wel oog voor haar en terwijl wij met Constant en zijn vrouw praatten konden de 2 hun gangen gaan.

Het laatste halfjaar weigerde Twiggy om nog te gaan wandelen. Op de heenweg liep ze als een mak lammetje naast je, met de leiband helemaal slap in je hand, (haar laten loslopen was nu uitgesloten, want dan liep ze gewoonweg in haar eentje weer naar huis) maar vanaf het moment dat ze besefte dat we aan de terugweg begonnen waren, was er geen houden meer aan en sleepte ze je met veel macht zo snel mogelijk naar huis. Soms dachten we dan dat er fysiek iets niet helemaal in orde was, maar wanneer ze dan in de tuin werd losgelaten liep ze als een onnozele, dartele jonge hond tientallen wilde rondjes van hot naar her.

En met dat idee, van een dertien jaar oude, maar zeer fitte huisgenoot vertrokken Bart en ik met een onzeker maar tegelijk gerust gevoel naar Peru. Immers, telkens we het nodig achtten op reis te gaan verbleef Twiggy bij de ouders van Bart waar ze zonder twijfel rotverwend werd. Een grotere tuin dan de onze, een gezin dat niet zoals wij vegetariër is en waar er dus af en toe een echt stukje vlees van tafel valt en slapen in een driepersoonszetel. Slechts met deze gedachte kan je als hondenbezitter zonder al teveel schuldgevoel op reis vertrekken.
Deze keer, op 26 augustus 2007, lag het allemaal iets gevoeliger. Nog nooit waren we langer dan een maand van huis weggeweest. En telkens voelde ik tegen het einde van zo’n reis een ongelofelijk gemis. Dan wilde ik Twiggy absoluut zeer snel weerzien. Ik wist dus helemaal niet wat het deze keer zou geven, nu we haar meer dan 5 maand niet zouden zien. Toen de vader van Bart dus op 26 augustus met Twiggy in de koffer wegreed en ik haar ons met grote ogen zag aankijken terwijl ze steeds verder wegreed, voelde ik mij echt barslecht. We wisten dat de kans bestond dat we haar nooit nog zouden terugzien, maar zulke gedachten probeer je snel opzij te zetten. Ze heeft het goed bij de ouders van Bart en op 7 februari zien we haar weer, dat houd je jezelf voor.

Het vreemde is dat sinds we hier zijn ik heel eerlijk moet toegeven dat we eigenlijk niets of niemand missen. Dat komt voor sommige mensen misschien nogal hard over, maar het is nu eenmaal zo. De andere omgeving, het werk, het landschap… ik weet niet wat het precies is, maar het maakt dat ik in de verste verte geen heimwee koester. Zelfs Twiggy miste ik niet noemenswaardig.
Tot we maandag een bericht kregen van Rudy en Patrice om zo snel mogelijk contact op te nemen. Een vreemd bericht, maar we konden er niet meteen een inhoud aan koppelen. Even later zien we op msn een offline bericht van de vader Bart met dezelfde boodschap. Er moet iets met Twiggy zijn, dat kan niet anders. Iets anders kan ik niet bedenken. Ik voel ook meteen dat het iets ernstigs is, net zoals ik dat 5 jaar geleden op 16 december voelde toen iemand de Spaanse les kwam onderbreken met de boodschap dat er telefoon is voor Asella De Vos. “Je kan beter je spullen pakken en naar het ziekenhuis gaan. Er is iets met je vader”, was de boodschap van Ingrid, directrice van het bejaardentehuis waar ik werkte.

In het internetcafé in Cusco kunnen we via msn praten met de vader van Bart en hoop ik nog even dat het om een gebroken poot van Twiggy of zoiets gaat. Maar dan komt het onherroepelijke bericht van Bart die mij stilletjes teken doet “Twiggy is dood”.

Ongeloof. Hoe kan dat nu? Ze was kerngezond!
Kanker. Bloedingen. Tandvlees dat al witgetrokken is, waar al het bloed uit is. Ze hebben Twiggy een spuitje gegeven. Er was niets meer aan te doen. Uiteraard geloven we dat allemaal. De ouders van Bart hebben gedaan wat ze konden, daar bestaat niet de minste twijfel over. Maar het komt hard aan en het is verdomd rot. “Life’s a bitch” blijkt maar weer eens. Meteen weer een gevoel van leegte, van gemis dat er eerder niet was.

Twiggy. Twiggertje. Met de grote oren. Het was onze eerste hond samen. We hebben haar iets meer dan 10 jaar bij ons gehad en moeten nu vanuit Peru afscheid van haar nemen. De school hier kan me even gestolen worden en het is verdomd moeilijk om leuk en gezellig met de kleuterkinderen hier te doen. Maar morgen zal het wel beter gaan zeker?

Maria en Luc, heel erg bedankt voor jullie goede zorgen voor Twiggy. Alleen in jullie handen konden we haar veilig achterlaten. Ik kan me voorstellen dat het voor jullie ook verschrikkelijk moet zijn geweest om Twiggy zo totaal onverwacht op deze manier te laten gaan. We hebben er in ieder geval het volste vertrouwen in dat jullie gedaan hebben wat het beste was in deze moeilijke omstandigheden. Nogmaals, heel erg bedankt.

zaterdag 10 november 2007

Over autobussen en minibusjes

Andahuaylas ligt vrij geïsoleerd, dat had ik ongetwijfeld al een keer vermeld, en dus moet je je heel wat inspanning getroosten als je “ergens” wil geraken. Tussen Andahuaylas en Ayacucho bijvoorbeeld wacht je een busrit van een stevige 12 uur. Steevast begin je vol goede moed aan zo’n tocht “zitten, kijken, en indommelen”. Zeker na 2 maanden inwonen bij een familie die je niet meteen als de meest stille en rustige kan typeren kijk je reikhalzend uit naar die 5 dagen alleen met z’n twee. De Peruaanse transportrealiteit neem je er op dat moment zelfs graag bij. De voornaamste preoccupaties echter die zich net voor en tijdens zo’n busrit van jou meester maken lijken trivialiteiten te zijn, maar hebben een niet te verwaarlozen invloed op je – we blijven even in de stagesfeer - welbevinden. Dat gaat dan ongeveer zo:

6u30 ’s morgens. Laat ik vooral nu niets drinken zodat ik gespaard blijf van gênante sanitaire situaties onderweg. 7u15, zou ik net voor het opstappen niet toch nog gauw hier in het busstation datgene wat voor de wc moet doorgaan bezoeken? Bevindt ons wc-papier zich binnen handbereik voor het geval we onderweg toch een halte houden? Hebben we wel de meest interessante zitplaatsen uitgekozen bij het bestellen van ons ticket? Shit, we hadden dus ook vooraan kunnen zitten met panoramisch uitzicht op het berglandschap. Bah, zie ze daar vooraan zitten, hoog op hun troon. Eikels, durf ik dan een keer te denken. En wij, hebben we een raampje dat functioneert? Ah, gelukkig komt er een stroompje zuurstof langs deze weg naar binnen.
11uur. Lap, weer een politiecontrole langs de weg die de bus doet stoppen. Hadden we misschien toch niet beter onze originele reispaspoorten meegenomen in plaats van die half verbleekte kopie? Ja dus, want we worden aangemaand uit de bus te stappen en terug te keren. Onnozelaars, durf ik dan een keer te denken. Aan de volgende politieman die onze zitjes passeert leggen we uit dat we werken in Andahuaylas en dat ons origineel paspoort aldaar ligt. Een onverstaanbaar gegrom en dus maar gewoon afwachten. Een kwartier of zo later vertrekken we, zonder meer. Oef, we zijn weer weg.
13uur. Hmm, vooraan wordt het precies wel lekker warm, ik zie de 4 mensen op hun troon wanhopig en vergeefs met een papiertje heen en weer voor het gezicht zichzelf wat warme lucht toewaaien. Leedvermaak, geen mooie karaktereigenschap, maar het doet mijn welbevinden weer even met stip stijgen.
Gelukkig is er deze keer geen vervelende en veel te luide muziek op de bus, zeg ik nog tegen Bart. Helaas, een uur of 2 later zitten we er nog maar eens een keer ten volle mee opgescheept.
Hé zeg, wie zit er hier met z’n knieën plots in mijn rug te duwen? Even boos achterom kijken. Nee, lukt niet, de rugleuning reikt te hoog, ik kan er niet boven kijken. Goed, het was blijkbaar een eenmalige stomp. Houden zo.
Nee, dat kan niet. Gaan al deze mensen ook nog instappen? Blijkbaar wel. Gezellig, enkele uren in het gangpad staan. Ok, ik zal maar niet meer te veel zeuren over oncomfortabele reisomstandigheden. Wauw, ik zit hier goed!
Zou ik nu al een stukje “huahua” eten of nog even wachten? Of van de yoghurt drinken? Wacht, hoeveel uren hebben we nog te gaan? Hmm, slechts 5. Dan kan dat slokje yoghurt wel.
Als ik nu mijn schoenen eens zou uitdoen? Dan kan er tenminste eens een andere zit- hanghouding aan bod komen. Héhé, een stuk beter. Zo kunnen we er weer een half uur tegen.
Verdorie, begint er hier een man schaamteloos het woord van God te verkondigen. Fijn hoor, in een situatie waarin vluchten onmogelijk is. Hoe lang gaat hij dat nog volhouden? Kan de muziek niet wat aan en vooral lekker luid? …

Zo gaat het er onderweg ongeveer aan toe. Uiteraard zijn er gelukkig ook nog de prachtige berglandschappen, een eenzame grote vogel en de kleine “dorpjes” die je kan bekijken vanuit je nog min of meer comfortabele “las Chankas-busmaatschappij-stoel” en die volledig in de prijs van het busticket (30 soles per persoon/300 bfr) zijn inbegrepen. En tenslotte brengt zo’n bus je uiteindelijk ook wel waar je wil zijn: Ayacucho, stad met meer dan 30 kerken.

Wie een toeristische beschrijving verwacht van Ayacucho is bij mij aan het verkeerde adres. Zoiets doet een reisgids veel beter en nauwkeuriger. Ik hou het op andersoortige informatie. Bijvoorbeeld: donderdag 1 november vierden Bart en ik ons twaalfjarig samenzijn. Zoals de traditie het wil wordt er die dag op “Het is een nacht” van Guus Meeuwis gedanst, dat ongelukkig toeval had ik in een vorige bijdrage ook al een keer uit de doeken gedaan. Wegens gebrek aan het cd’tje moest er nu in de beslotenheid van de bescheiden doch zeer aangename hotelkamer zelf “live” gezongen worden. Een beetje variatie in de festiviteiten kan nooit kwaad. Die avond kwam er zelfs een terrasje aan te pas wegens 1/ de aanwezigheid van zo’n etablissement en 2/ een klimaat dat zulks toelaat. Met een Pisco Sour en twee kokosringen, gekocht van een man op de Plaza de Armas, werd vervolgens de blijde gebeurtenis die in december in Andahuaylas zal plaatsvinden bezegeld… :-)

Vrijdag een aangename dag met Stijn en Anneleen die toevallig ook (van Abancay) naar Ayacucho waren afgereisd en daarvoor nog 5 extra uren busrit hadden moeten doorstaan. Werkfrustraties konden naar hartenlust gedeeld worden (Anneleen geeft al bijna 2 jaar les in een school in Abancay) en op zo’n momenten besef je maar al te goed dat je niet aan je eigen onderwijsvisie moet beginnen twijfelen, maar eerder aan de Peruaanse. Laat ik vooral daar niet over beginnen uitweiden, want dan vrees ik dat het een “snel naar beneden scrollen-moment” zou worden. Zelfs Stijn moest ons af een toe een “time out” opleggen om ook andere belangstellingspunten aan bod te kunnen laten komen. Gelijk had hij.

Zaterdag weer de bus op, richting Vischongo en Vilcashuaman. Een minibusje deze keer. Zo eentje dat wacht om te vertrekken tot alle zitplaatsen zijn ingenomen. Helaas kan zoiets wel eens lelijk tegenvallen. Om 9u10 zaten we vrolijk te wezen in het aftandse minibusje met onze zitplaatsen in de buurt van een raampje dat je open kan schuiven. Om 10 uur vertoonden onze opgetrokken mondhoeken sporen van vermoeidheid. Hoelang kan een mens vrolijk blijven? Om 10u30 begon het puffen en blazen. Om 11u hoorde je een enkele medepassagier, eveneens van het wachten moe, de chauffeur toeroepen: “Vamos!”. Maar nee, het busje moest en zou gevuld worden. Om 11u20 werd er dan uiteindelijk toch een gewillig passagier gevonden die zich helemaal achteraan in het benepen minibusje wilde murwen. En weg waren we. Na meer dan 2 uur belachelijk lang stilzitten in het minibusje en met het vooruitzicht van een vier uur durende rit naar Vischongo. Nice!
Het dak van zo’n minibusje steekt niet echt veel boven je hoofd uit en in combinatie met alle mensen om je heen kun je maar best niet al teveel te lijden hebben onder een meer of mindere vorm van claustrofobie. Het eerste halfuur had ik naast mij nog de ruimte van een soortement gangpadje, maar al snel stapten er nog enkele mensen op die duidelijk geen aanspraak meer konden maken op een reguliere zitplaats en dus werd een boomstronkje - waarvan ik mij toch wel een fractie van een seconde had afgevraagd waar dat wel goed voor zou mogen zijn - rechtgezet en nam een man het zitobject rechts naast mij in beslag. En weg was mijn beenruimte. Weg mijn manoeuvreerruimte. Want als je dijen die van je onbekende naaste buur zonder moeite raken doe je vooral heel erg je best om dat toch niet al te vaak te laten gebeuren. Bovendien was deze man niet van een schoonheid die je aanzet om een beetje fysiek contact niet uit de weg te gaan (nee, qua knappe mannen is het in Peru pover gesteld). Vooral flink stilzitten dus en hopen dat enkelen medepassagiers niet “all the way” tot Vischongo willen vervoerd worden. Dat was inderdaad het geval. Alleen werden hun plaatsen dra weer ingenomen door andere passagiers die misschien zelfs nog kleine kinderen bij zich droegen ook… Diezelfde vooravond bereikten we Vischongo en een tijdje later namen we nog een ander busje naar Vilcashuaman. Reisgidsen en de foto’s via deze weblog zullen u over deze plaatsen wijzer maken.

Zondagmiddag dan: de 4 uur durende terugrit Vischongo-Ayacucho. Het minibusje dat al voor het grootste deel is volgeladen met passagiers beschikt deze keer over een dak dat net iets minder strak boven de hoofden gespannen zit dan het vorige. We worden de “gelukkige” tijdelijke eigenaars van 2 zitplaatsen helemaal achterin. Op zo’n moment check ik dus meteen of het raampje mij enig soelaas kan bieden in het geval we met een opeengepropte mensenmassa te maken zouden krijgen die onvermijdelijk een verstikkende oververhitting met zich meebrengt. Gelukkig, als ik hard genoeg mijn vingers door de 2 kleine gaatjes steek waar eerder ongetwijfeld het raamslotje zat, krijg ik enige beweging in het schuifvenstertje. Het is mijn reddingsbaken tijdens deze rit, want nog nooit heb ik een busje zo vol weten laden. Haal u de overvolle Vlaamse lijnbussen tijdens het spitsuur voor de geest: als je denkt dat deze bussen vol zitten, wel op dat moment beginnen ze hier in dit busje vooral nog wat passagiers en bagage bij te laden. Elke keer als je mensen langs de weg ziet denk je “nee, nu kan het echt niet meer!”, maar kijk, die 3 mannen, die vrouw en dat schaap kunnen er ook nog wel bij. Het schaap wordt gewoon boven op het busje geladen en de busbegeleider gaat er gezellig bijzitten. Waarschijnlijk onnodig te vermelden dat het gangpad van voor tot achter vol mensen en bagage gepropt zitten. Je mag dus nog blij zijn dat je een zitplaats hebt, ook al bevindt die zich helemaal achteraan en worden de 4 plaatsen door 5 mensen ingenomen, waarvan 1 volslanke dame. Ik beschik dus zeker over een halve zetel waarvan de uiterst linkse kant van de rugleuning voortdurend gezellig in mijn rug priemt. De weg is zo slecht dat je de hele tijd oncomfortabel en hard op en neer veert (in horizontale richting beweegt er uiteraard niets wegens geen centimeter aan ruimte extra) en bij elke schok denk je dat de vering van het busje het onder het overgeladen gewicht wel moet begeven. Bovendien heb ik het gevoel dat mijn ruggenwervels geheel onvrijwillig doch zeer beslist van plaats aan het veranderen zijn en wanneer ik hier ooit uitstap zal mijn hoofd ongetwijfeld blijven nawiebelen op mijn nek, zoals zo’n negerbeeldje van de missies vroeger op de toonbank van de bakker waar je 5 frank in stopte en dan beleefd bleef naknikken.
Het raampje moet nu helaas al een hele tijd gesloten blijven, want het opwaaiend stof van de weg heeft zich van alles en iedereen in het busje meester gemaakt. Het woord “stoflong” lijkt plots een tastbare, doorleefde invulling te krijgen. Het wordt dus moeilijk kiezen tussen extra veel stof, maar ook een beetje verse (stof)lucht of net een tikkeltje minder stof, maar dan ook niks verse lucht. Drinken – iets waar je gezien de warmte en het stof best wel nood aan hebt – hebben we 1 keer geprobeerd maar de frisdrank, euh, gewoon drank dus klotste zo wild om zich heen dat slechts enkele druppels het tot in de mond zouden halen.
De luide, werkelijk ongelofelijk vervelende repetitieve muziek waarbij een zeer hoge irritante stem vaak het vocale gedeelte verzorgt en die geheid uit een extra lange maxi-single- versie bestaat maakt zo’n busrit compleet. Werkelijk ongelofelijk dat in heel deze reistoestand kinderen al rechtstaand kunnen slapen, zij het dat hun hoofd hen af en toe met een gevaarlijke knik tot alertheid maant. Rond 17u kwamen we eindelijk aan in Ayacucho om even later om 19u de nachtbus naar Andahuaylas te nemen…

Het klinkt misschien raar om te zeggen, de meesten onder jullie denken bij het lezen van zulke “onderwegverhalen” waarschijnlijk “liever zij dan ik”, maar ondanks het gebrek aan comfortabele verplaatsingen en de ettelijke uren die je moet “uitzitten” om ergens te geraken, beleven we alles met ongelofelijk veel plezier en zouden we momenteel die vervelende rotbusjes en de barslechte, maar vaak zo mooie wegen waar ze op rijden voor geen geld willen ruilen voor hun Europese tegenhangers.

Een kleine impressie van de busrit op:
http://nl.youtube.com/watch?v=xfMlZiGRaK0
(kopiëren en plakken in de internetadresbalk bovenaan)

P.S. Dat van die Dvd's opsturen was dus geen grap, hé. Veel postpakjes hebben we voorlopig nog niet ontvangen. Komaan, folks! :-)