zaterdag 10 november 2007

Over autobussen en minibusjes

Andahuaylas ligt vrij geïsoleerd, dat had ik ongetwijfeld al een keer vermeld, en dus moet je je heel wat inspanning getroosten als je “ergens” wil geraken. Tussen Andahuaylas en Ayacucho bijvoorbeeld wacht je een busrit van een stevige 12 uur. Steevast begin je vol goede moed aan zo’n tocht “zitten, kijken, en indommelen”. Zeker na 2 maanden inwonen bij een familie die je niet meteen als de meest stille en rustige kan typeren kijk je reikhalzend uit naar die 5 dagen alleen met z’n twee. De Peruaanse transportrealiteit neem je er op dat moment zelfs graag bij. De voornaamste preoccupaties echter die zich net voor en tijdens zo’n busrit van jou meester maken lijken trivialiteiten te zijn, maar hebben een niet te verwaarlozen invloed op je – we blijven even in de stagesfeer - welbevinden. Dat gaat dan ongeveer zo:

6u30 ’s morgens. Laat ik vooral nu niets drinken zodat ik gespaard blijf van gênante sanitaire situaties onderweg. 7u15, zou ik net voor het opstappen niet toch nog gauw hier in het busstation datgene wat voor de wc moet doorgaan bezoeken? Bevindt ons wc-papier zich binnen handbereik voor het geval we onderweg toch een halte houden? Hebben we wel de meest interessante zitplaatsen uitgekozen bij het bestellen van ons ticket? Shit, we hadden dus ook vooraan kunnen zitten met panoramisch uitzicht op het berglandschap. Bah, zie ze daar vooraan zitten, hoog op hun troon. Eikels, durf ik dan een keer te denken. En wij, hebben we een raampje dat functioneert? Ah, gelukkig komt er een stroompje zuurstof langs deze weg naar binnen.
11uur. Lap, weer een politiecontrole langs de weg die de bus doet stoppen. Hadden we misschien toch niet beter onze originele reispaspoorten meegenomen in plaats van die half verbleekte kopie? Ja dus, want we worden aangemaand uit de bus te stappen en terug te keren. Onnozelaars, durf ik dan een keer te denken. Aan de volgende politieman die onze zitjes passeert leggen we uit dat we werken in Andahuaylas en dat ons origineel paspoort aldaar ligt. Een onverstaanbaar gegrom en dus maar gewoon afwachten. Een kwartier of zo later vertrekken we, zonder meer. Oef, we zijn weer weg.
13uur. Hmm, vooraan wordt het precies wel lekker warm, ik zie de 4 mensen op hun troon wanhopig en vergeefs met een papiertje heen en weer voor het gezicht zichzelf wat warme lucht toewaaien. Leedvermaak, geen mooie karaktereigenschap, maar het doet mijn welbevinden weer even met stip stijgen.
Gelukkig is er deze keer geen vervelende en veel te luide muziek op de bus, zeg ik nog tegen Bart. Helaas, een uur of 2 later zitten we er nog maar eens een keer ten volle mee opgescheept.
Hé zeg, wie zit er hier met z’n knieën plots in mijn rug te duwen? Even boos achterom kijken. Nee, lukt niet, de rugleuning reikt te hoog, ik kan er niet boven kijken. Goed, het was blijkbaar een eenmalige stomp. Houden zo.
Nee, dat kan niet. Gaan al deze mensen ook nog instappen? Blijkbaar wel. Gezellig, enkele uren in het gangpad staan. Ok, ik zal maar niet meer te veel zeuren over oncomfortabele reisomstandigheden. Wauw, ik zit hier goed!
Zou ik nu al een stukje “huahua” eten of nog even wachten? Of van de yoghurt drinken? Wacht, hoeveel uren hebben we nog te gaan? Hmm, slechts 5. Dan kan dat slokje yoghurt wel.
Als ik nu mijn schoenen eens zou uitdoen? Dan kan er tenminste eens een andere zit- hanghouding aan bod komen. Héhé, een stuk beter. Zo kunnen we er weer een half uur tegen.
Verdorie, begint er hier een man schaamteloos het woord van God te verkondigen. Fijn hoor, in een situatie waarin vluchten onmogelijk is. Hoe lang gaat hij dat nog volhouden? Kan de muziek niet wat aan en vooral lekker luid? …

Zo gaat het er onderweg ongeveer aan toe. Uiteraard zijn er gelukkig ook nog de prachtige berglandschappen, een eenzame grote vogel en de kleine “dorpjes” die je kan bekijken vanuit je nog min of meer comfortabele “las Chankas-busmaatschappij-stoel” en die volledig in de prijs van het busticket (30 soles per persoon/300 bfr) zijn inbegrepen. En tenslotte brengt zo’n bus je uiteindelijk ook wel waar je wil zijn: Ayacucho, stad met meer dan 30 kerken.

Wie een toeristische beschrijving verwacht van Ayacucho is bij mij aan het verkeerde adres. Zoiets doet een reisgids veel beter en nauwkeuriger. Ik hou het op andersoortige informatie. Bijvoorbeeld: donderdag 1 november vierden Bart en ik ons twaalfjarig samenzijn. Zoals de traditie het wil wordt er die dag op “Het is een nacht” van Guus Meeuwis gedanst, dat ongelukkig toeval had ik in een vorige bijdrage ook al een keer uit de doeken gedaan. Wegens gebrek aan het cd’tje moest er nu in de beslotenheid van de bescheiden doch zeer aangename hotelkamer zelf “live” gezongen worden. Een beetje variatie in de festiviteiten kan nooit kwaad. Die avond kwam er zelfs een terrasje aan te pas wegens 1/ de aanwezigheid van zo’n etablissement en 2/ een klimaat dat zulks toelaat. Met een Pisco Sour en twee kokosringen, gekocht van een man op de Plaza de Armas, werd vervolgens de blijde gebeurtenis die in december in Andahuaylas zal plaatsvinden bezegeld… :-)

Vrijdag een aangename dag met Stijn en Anneleen die toevallig ook (van Abancay) naar Ayacucho waren afgereisd en daarvoor nog 5 extra uren busrit hadden moeten doorstaan. Werkfrustraties konden naar hartenlust gedeeld worden (Anneleen geeft al bijna 2 jaar les in een school in Abancay) en op zo’n momenten besef je maar al te goed dat je niet aan je eigen onderwijsvisie moet beginnen twijfelen, maar eerder aan de Peruaanse. Laat ik vooral daar niet over beginnen uitweiden, want dan vrees ik dat het een “snel naar beneden scrollen-moment” zou worden. Zelfs Stijn moest ons af een toe een “time out” opleggen om ook andere belangstellingspunten aan bod te kunnen laten komen. Gelijk had hij.

Zaterdag weer de bus op, richting Vischongo en Vilcashuaman. Een minibusje deze keer. Zo eentje dat wacht om te vertrekken tot alle zitplaatsen zijn ingenomen. Helaas kan zoiets wel eens lelijk tegenvallen. Om 9u10 zaten we vrolijk te wezen in het aftandse minibusje met onze zitplaatsen in de buurt van een raampje dat je open kan schuiven. Om 10 uur vertoonden onze opgetrokken mondhoeken sporen van vermoeidheid. Hoelang kan een mens vrolijk blijven? Om 10u30 begon het puffen en blazen. Om 11u hoorde je een enkele medepassagier, eveneens van het wachten moe, de chauffeur toeroepen: “Vamos!”. Maar nee, het busje moest en zou gevuld worden. Om 11u20 werd er dan uiteindelijk toch een gewillig passagier gevonden die zich helemaal achteraan in het benepen minibusje wilde murwen. En weg waren we. Na meer dan 2 uur belachelijk lang stilzitten in het minibusje en met het vooruitzicht van een vier uur durende rit naar Vischongo. Nice!
Het dak van zo’n minibusje steekt niet echt veel boven je hoofd uit en in combinatie met alle mensen om je heen kun je maar best niet al teveel te lijden hebben onder een meer of mindere vorm van claustrofobie. Het eerste halfuur had ik naast mij nog de ruimte van een soortement gangpadje, maar al snel stapten er nog enkele mensen op die duidelijk geen aanspraak meer konden maken op een reguliere zitplaats en dus werd een boomstronkje - waarvan ik mij toch wel een fractie van een seconde had afgevraagd waar dat wel goed voor zou mogen zijn - rechtgezet en nam een man het zitobject rechts naast mij in beslag. En weg was mijn beenruimte. Weg mijn manoeuvreerruimte. Want als je dijen die van je onbekende naaste buur zonder moeite raken doe je vooral heel erg je best om dat toch niet al te vaak te laten gebeuren. Bovendien was deze man niet van een schoonheid die je aanzet om een beetje fysiek contact niet uit de weg te gaan (nee, qua knappe mannen is het in Peru pover gesteld). Vooral flink stilzitten dus en hopen dat enkelen medepassagiers niet “all the way” tot Vischongo willen vervoerd worden. Dat was inderdaad het geval. Alleen werden hun plaatsen dra weer ingenomen door andere passagiers die misschien zelfs nog kleine kinderen bij zich droegen ook… Diezelfde vooravond bereikten we Vischongo en een tijdje later namen we nog een ander busje naar Vilcashuaman. Reisgidsen en de foto’s via deze weblog zullen u over deze plaatsen wijzer maken.

Zondagmiddag dan: de 4 uur durende terugrit Vischongo-Ayacucho. Het minibusje dat al voor het grootste deel is volgeladen met passagiers beschikt deze keer over een dak dat net iets minder strak boven de hoofden gespannen zit dan het vorige. We worden de “gelukkige” tijdelijke eigenaars van 2 zitplaatsen helemaal achterin. Op zo’n moment check ik dus meteen of het raampje mij enig soelaas kan bieden in het geval we met een opeengepropte mensenmassa te maken zouden krijgen die onvermijdelijk een verstikkende oververhitting met zich meebrengt. Gelukkig, als ik hard genoeg mijn vingers door de 2 kleine gaatjes steek waar eerder ongetwijfeld het raamslotje zat, krijg ik enige beweging in het schuifvenstertje. Het is mijn reddingsbaken tijdens deze rit, want nog nooit heb ik een busje zo vol weten laden. Haal u de overvolle Vlaamse lijnbussen tijdens het spitsuur voor de geest: als je denkt dat deze bussen vol zitten, wel op dat moment beginnen ze hier in dit busje vooral nog wat passagiers en bagage bij te laden. Elke keer als je mensen langs de weg ziet denk je “nee, nu kan het echt niet meer!”, maar kijk, die 3 mannen, die vrouw en dat schaap kunnen er ook nog wel bij. Het schaap wordt gewoon boven op het busje geladen en de busbegeleider gaat er gezellig bijzitten. Waarschijnlijk onnodig te vermelden dat het gangpad van voor tot achter vol mensen en bagage gepropt zitten. Je mag dus nog blij zijn dat je een zitplaats hebt, ook al bevindt die zich helemaal achteraan en worden de 4 plaatsen door 5 mensen ingenomen, waarvan 1 volslanke dame. Ik beschik dus zeker over een halve zetel waarvan de uiterst linkse kant van de rugleuning voortdurend gezellig in mijn rug priemt. De weg is zo slecht dat je de hele tijd oncomfortabel en hard op en neer veert (in horizontale richting beweegt er uiteraard niets wegens geen centimeter aan ruimte extra) en bij elke schok denk je dat de vering van het busje het onder het overgeladen gewicht wel moet begeven. Bovendien heb ik het gevoel dat mijn ruggenwervels geheel onvrijwillig doch zeer beslist van plaats aan het veranderen zijn en wanneer ik hier ooit uitstap zal mijn hoofd ongetwijfeld blijven nawiebelen op mijn nek, zoals zo’n negerbeeldje van de missies vroeger op de toonbank van de bakker waar je 5 frank in stopte en dan beleefd bleef naknikken.
Het raampje moet nu helaas al een hele tijd gesloten blijven, want het opwaaiend stof van de weg heeft zich van alles en iedereen in het busje meester gemaakt. Het woord “stoflong” lijkt plots een tastbare, doorleefde invulling te krijgen. Het wordt dus moeilijk kiezen tussen extra veel stof, maar ook een beetje verse (stof)lucht of net een tikkeltje minder stof, maar dan ook niks verse lucht. Drinken – iets waar je gezien de warmte en het stof best wel nood aan hebt – hebben we 1 keer geprobeerd maar de frisdrank, euh, gewoon drank dus klotste zo wild om zich heen dat slechts enkele druppels het tot in de mond zouden halen.
De luide, werkelijk ongelofelijk vervelende repetitieve muziek waarbij een zeer hoge irritante stem vaak het vocale gedeelte verzorgt en die geheid uit een extra lange maxi-single- versie bestaat maakt zo’n busrit compleet. Werkelijk ongelofelijk dat in heel deze reistoestand kinderen al rechtstaand kunnen slapen, zij het dat hun hoofd hen af en toe met een gevaarlijke knik tot alertheid maant. Rond 17u kwamen we eindelijk aan in Ayacucho om even later om 19u de nachtbus naar Andahuaylas te nemen…

Het klinkt misschien raar om te zeggen, de meesten onder jullie denken bij het lezen van zulke “onderwegverhalen” waarschijnlijk “liever zij dan ik”, maar ondanks het gebrek aan comfortabele verplaatsingen en de ettelijke uren die je moet “uitzitten” om ergens te geraken, beleven we alles met ongelofelijk veel plezier en zouden we momenteel die vervelende rotbusjes en de barslechte, maar vaak zo mooie wegen waar ze op rijden voor geen geld willen ruilen voor hun Europese tegenhangers.

Een kleine impressie van de busrit op:
http://nl.youtube.com/watch?v=xfMlZiGRaK0
(kopiëren en plakken in de internetadresbalk bovenaan)

P.S. Dat van die Dvd's opsturen was dus geen grap, hé. Veel postpakjes hebben we voorlopig nog niet ontvangen. Komaan, folks! :-)

4 opmerkingen:

Il Dangeros Pedros zei

"Het is een nacht" van Guust Meeuwis werd op een prachtige manier luister bijgezet op de achterbank van een volvo 242 langs de E313 van Luik naar Hasselt toen één of andere altnator het begaf. Na een zware wandeling stonden Ilse, Katrin en mezelf in de gietende regen te wachten op de vriendelijke VAB man terwijl Bart en jij onvervaard in de auto bleven zitten.
De echte reden van onze beschermende houding achter de vangrail was echter ons rookgedrag.
Maar dat stelt uiteraard niks voor met jullie belevenis in de minibusjes/autobussen.
Veel plezien nog ginder.
Raf De Ryck

Asella zei

Hey Rafke
Lang geleden! Ilse heeft je vast en zeker de weg naar de blogspot getoond.
Ja, waar is de tijd van de oude Volvo en die grauwe doch zeer amusante 1 november 12 jaar geleden? Dat waren ook nog eens tijden, he? Hoewel ons prille verliefdheid-gedrag voor jullie toen misschien net iets minder plezierig moet geweest zijn... :-)

Fijn van je te horen in ieder geval!

alexandra zei

Wat een kleuurrijke wegen je toch kan inslaan gewapend met een schokbestendige fysiek - ik ben jaloers!
En grappig, dat ook - ik moest hardop lachen met de beschrijving van de "mensen op hun troon". Het is een land voor een surreële klucht, en dat levert blijkbaar inspiratie.. : )

Asella zei

:-)
"Bij ons thuis" zou ik inderdaad precies niet zoveel zin hebben aan een weblog te beginnen...