zondag 23 december 2007

Stop! Verandering der plannen!



(laat vooral niet na deze afbeeldingen van naderbij te bekijken door er op te klikken)

U herinnert zich misschien onze trouwplannen nog? Zorro en Esmeralda, in koloniale kledij gehuld, die mekaar in het gemeentehuis in Andahuaylas op 29 december, omringd door “pleegfamilie” en vrienden hun jawoord gingen geven? U had uw gelukwensen al klaar, had allerlei mooie geschenken in gedachten? Zulks kunnen wij alleen maar aanmoedigen, laat daar geen twijfel over bestaan. Wij zijn dan ook zeer verheugd u te kunnen meedelen dat u een maand extra ter beschikking wordt gesteld om die gelukwensen nog een keer te overdenken zodat ze dat extra cachet meekrijgen en die geschenken nog origineler te maken. Daar heeft de burgerlijke stand, zowel in Mechelen als in Andahuaylas over beslist. Misschien toch eerlijkheidshalve toegeven dat ons laattijdig aanvragen van de nodige documenten daar ook voor iets tussenzit, al is het maar voor een klein aandeel.

Een geboorteakte, een bewijs van ongehuwdheid en de resultaten van een bloedonderzoek, dat zijn ruwweg de vereiste documenten die 8 dagen voor de trouwdatum afgeleverd moeten worden, wil je in Andahuaylas met je geliefde in het huwelijk treden. Aangezien het wereldwijde web het leven tegenwoordig zoveel makkelijker maakt, vooral wanneer je je in een buitenlandse context bevindt, leek dit een makkelijk te klaren klus. Via het e-loket van de stad Mechelen vraag je in een wip de benodigde documenten aan en je krijgt nog een geruststellende bevestigingsmail ook. Een dag of 3 later werden mijn geboorteakte en ons beider bewijs van ongehuwdheid al afgeleverd in de brievenbus van onze contactpersoon in België. Bart werd helaas in Mortsel geboren, op zich niet bepaald een betreurenswaardig feit, ware het niet dat de aflevering van zijn geboorteakte via deze gemeente moet gebeuren en hun bevestigingsmail de eerste maal de mist inging. Waarschijnlijk was de aanvraag via het e-loket jammerlijk mislukt. Een tweede aanvraag volgde, alsook de mail dat het deze keer wel gelukt was.

Ondertussen zijn er reeds verschillende dagen verstreken en blijken er een paar hindernissen de kop op te steken. Ten eerste, op mijn geboorteakte prijkt 02/08/1961 als geboortedatum. Toegegeven, ik zie er geweldig goed uit voor mijn leeftijd, maar nee, ik ben echt geen 46 jaar oud. Iemand van de stad Mechelen wil mij zomaar eventjes 10 jaar ouder maken! Een nieuwe aanvraag dringt zich op. Ten tweede, de geboorteakte van Bart ligt tot op heden (zondag 23 december) nog steeds te wachten op een handtekening van de burgemeester “herself”. Mijn akte werd simpelweg ondertekend door een zekere Rita Janssens, die naar mijn weten en tot op de dag van mijn vertrek uit Mechelen nog geen burgemeester was, maar in Mortsel zijn de gebruiken op dit vlak blijkbaar van een andere orde.

Gesteld dat we de nodige documenten wél te onzer beschikking zouden hebben, doet er zich nog een vertaalprobleem voor, waar ook nog enige tijd over zal gaan om dat op te lossen.
Alert als u bent heeft u het uiteraard al begrepen, 29 december als trouwdatum is absoluut onhaalbaar. Maar, geen man overboord, we zijn tenslotte nog tot 5 februari in het land en voor sommige genodigden komt het allemaal beter uit als we de hele boel gewoon opschuiven naar een latere datum. Carolina heeft meer tijd om de stukken stof die tot op heden versneden op de naaitafel liggen tot een fantastisch geheel te maken en onze getuige die speciaal de overtocht vanuit België zal maken kan nu op een rustiger tempo zijn jaareinde vieren.

De nieuwe datum voor “de mooiste dag van ons leven” wordt 1 februari!
Ons reisschema wordt hierdoor lichtelijk gewijzigd. Woensdag 26 december nemen we voorlopig afscheid van onze “pleegfamilie” in Andahuaylas om een stapje buiten de provincie Apurimac te zetten, maar we keren dan wel vroeger dan gepland terug, ongeveer op 28 januari.

Vandaag, 23 december was de “clausura” van de school Kukuli, de officiële afsluiting van het schooljaar. De zomervakantie begint hier nu en duurt tot 3 maart. Daarmee is ook een einde gekomen aan mijn stageperiode en kan ik met een gerust gemoed vertrekken. Rest mij alleen nog enkele stageverslagen te maken en nog wat afsluitend te praten over de schoolpraktijk met Carolina. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik mij de laatste 3 weken wat futloos voelde omdat de hele verandering die we op poten gezet hebben in de school Kukuli behoorlijk wat energie van mij (en van Bart) gevraagd heeft en dit blijkbaar in de laatste fase toch zijn weerslag had. Niettemin is de eindbalans positief te noemen en ben ik toch een weinig trots dat we op die beperkt korte tijd zo’n ingrijpende verandering hebben kunnen verwezenlijken. Ik beschouw het als een eer dat Carolina mij het vertrouwen heeft gegeven om zo drastisch in haar schoolpraktijk in te grijpen. Vandaag, tijdens de “clausura” kregen Bart en ik ons “diploma” voor bewezen diensten en ik moet toegeven dat ik daar oprecht blij mee ben.

Goed, dit laatste paragraafje stond misschien iets te bol van zeemzoete ontboezemingen, dus wordt het hoogtijd dat ik het hierbij laat voordat het helemaal de spuigaten uitloopt.

Belangrijkste informatie om te onthouden: schrap 29 december uit uw oude agenda en schrijf in kaligrafisch mooi handschrift 1 februari in die blinkend nieuwe agenda die tegen beter weten in nog zoveel goede voornemens belooft…

(Als alles goed gaat staat hier heel binnenkort de link naar onze kerst- en nieuwjaarswensen. Als alles goed gaat, zeg ik wel :-)
En inderdaad, hier is hij dan:

http://nl.youtube.com/watch?v=VleuCXXiGcg

(deze link kopiëren en plakken in het venster helemaal bovenaan)

zondag 16 december 2007

17 december 2002

Day is done

When the day is done
Down to earth then sinks the sun
Along with everything that was lost and won
When the day is done.

When the day is done
Hope so much your race will be all run
Then you find you jumped the gun
Have to go back where you began
When the day is done.

When the night is cold
Some get by but some get old
Just to show life's not made of gold
When the night is cold.

When the bird has flown
Got no-one to call your own
Got no place to call your home
When the bird has flown.

When the game's been fought
Newspapers blow across the court
Lost matches sooner than you would have thought
Now the game's been fought.

When the part is through
Seems so very sad for you
Didn't do the things you meant to do
Now there's no time to start anew
Now the part is through.

When the day is done
Down to earth then sinks the sun
Along with everything that was lost and won
When the day is done.

(Nick Drake)

vrijdag 14 december 2007

Opmerkelijk

We wonen nu drie en een halve maand in Andahuaylas, meer bepaald bij het gezin Samanez en dus wordt het hoogtijd om eens een kleine opsomming te geven van die dingen in het dagelijks leven die mij op een of ander moment tot overpeinzing hebben gestemd.

Eten en drinken
Brood zoals wij dat kennen is onvindbaar. Een zevengranenbrood, een volkorenbrood, een grof wit, een haverzemelen,… daar kan je alleen maar van dromen. Kleine, platte, ronde broodjes zijn het meest populair ten huize Samanez. Ze gelijken op pitabroodjes, maar hun smaak is toch anders en begint na een tijd danig te vervelen. Als we de kans krijgen kopen we zelf wel eens een keer ciabatta-achtige, sandwich-achtige of pistolet-achtige broodjes, maar nooit is het “the real stuff” en al helemaal nooit is het een echte lekkere bruine boterham.

Bij de warme maaltijd, het “almuerzo”, wens je je tafelgenoten smakelijk eten zoals het hoort. Ik heb altijd geleerd dat je dit in het Spaans doet door vóór de maaltijd “buen provecho” te zeggen. In ons gastgezin zeg je echter “provecho” ná het eten om mekaar een goede spijsvertering toe te wensen (!) en zeg je vóór de maaltijd “servido”. Tja, een goede spijsvertering is misschien toch net iets belangrijker dan dat je eten je smaakt. Ik mag er immers niet aan denken, de keren dat ik hier de eerste maand de binnenkant van de wc gezien heb…

De suikerpot neemt een centrale plaats in op de eettafel. Iedereen in het gezin is uitermate kwistig met de inhoud ervan, maar grootvader Leoncio spant de kroon en elke keer kijk je haast met open mond toe wanneer een vierde, een vijfde, een zesde schepje in zijn tas thee of limonade verdwijnt. Hoewel van verdwijnen niet eens altijd sprake is, de hoeveelheid suiker is van die mate dat ze soms niet eens opgelost lijkt te geraken in zijn vloeistof. Zoals wij een pak suiker van een kilo kopen, slaan ze dat hier per 50 kilo in en geloof me, het peil ervan zakt zienderogen…
Een ander opmerkelijk iets is dat een suikerpot in Andahuaylas nooit of te nimmer over een lepeltje beschikt. Je moet elke keer met je eigen theelepeltje de suikerkorreltjes induiken. Dat theelepeltje is uiteraard al helmaal nat omdat je het theezakje vakkundig rond het lepeltje hebt uitgewrongen teneinde het te verwijderen. Als je dan nadien met datzelfde lepeltje een schepje suiker neemt blijven er gegarandeerd enkele vochtige klontertjes achter in het suikerpotje.

Verse melk, dat wil zeggen de UHT-melkkartons die ongetwijfeld iedere Belgische ijskast bevolken, vinden ze hier buitengewoon vies. Nee, zo van die dikke gecondenseerde melk in conservenblikken, dat is toch gewoonweg veel beter! Die grote geut gecondenseerde melk (meer dan een half blik behoort zowat dagelijks tot de mogelijkheden) lengen ze dan aan met heet water uit de blauwe thermosfles, 3 scheppen suiker en klaar is de kop warme melk of chocomelk. Slechts 2 winkels (met wat goede wil zou je ze kleine supermarkten kunnen noemen) verkopen de door ons gegeerde UHT-melkkartons en als ze beschikbaar zijn kopen we er meteen een stuk of 5. Helaas gebeurt het meer dan eens dat de plaats waar de tetrabrikken staan ontgoochelend leeg is. Vandaar ons hamstergedrag.

Drink je samen met een paar mensen bier op een feestje, in een café of dancing krijg je een literfles met welgeteld 1 glas. Het is de bedoeling dat je dat glas gezellig gaat delen. Je geeft het iedere keer door aan de persoon naast jou, maar niet voordat je het laatste restje schuim dat in het glas achterbleef met zelfzeker gebaar in een ander glas- dat alleen daarvoor bestemd is -kiepert.

Afwassen gebeurt met koud water. Het afwasproduct dat hierbij gebruikt wordt heet “Ayudin” en moet je helpen om borden, potten en bestek schoon te krijgen. Vandaar waarschijnlijk dat het een stevige groene vaste massa is die in een rond plastieken potje zit, elke keer voorzien van een donkergroen, dun, rond schuursponsje. Van verzachtende bestanddelen die ze bijvoorbeeld aan “onze” vloeibare Dreft toevoegen om de huid van je handen te sparen is uiteraard geen sprake.

De wc
Wanneer je op reis bent in verre vreemde landen kan het sanitaire aspect wel eens lelijk tegenvallen. Godzijdank beschikken we in de Avenida Lázaro Carrillo 113 over een wc zoals we thuis gewend zijn. Het enige verschil hier –en dat geldt waarschijnlijk in heel Peru- is dat je het wc-papier niet in de wc-pot mag gooien, maar in een daartoe bestemd vuilbakje. Echt plezierig is dat niet, maar eens je eraan gewend bent, valt daar goed mee te leven.
Op verplaatsing neem je best een aantal velletjes wc-papier mee, want alleen in uitzonderlijke gevallen is het ondergewaardeerde zachte witte papier op rol in de latrine aanwezig.

Water en elektriciteit
Hoera, er is stromend water! Hoera, er is elektriciteit! Mijn blijheid hierover komt u misschien overdreven voor, maar was het niet ook Joni Mitchell die met rechte en rede zong: “Don’t it always seem to go that you don’t know what you’ve got ‘till it’s gone”. Hier in Andahuaylas kan het gebeuren dat er op een bepaald moment gedurende de dag het water ophoudt met uit de kraan te stromen, gesteld dat die opengedraaid was. Hoelang de waterstop duurt weet je nooit op voorhand, maar gelukkig keert het water altijd wel weer. Anders is het ’s nachts. Hoe laat precies weet ik niet, maar op een bepaald uur wordt de Andahuaylaanse hoofdwaterkraan gewoonweg toegedraaid. Pas tegen de ochtend is het water telkens op miraculeuze wijze weergekeerd. Het is evenwel altijd opnieuw een beetje schrikken als je ’s morgens het kraantje van de lavabo opendraait en het water er met veel lawaai en druk uitspuit. Echt elke keer weer laat ik me domweg verrassen en moet ik een stap achterwaarts springen.
Ook de elektriciteit heeft z’n kuren. Soms gebeurt er dagenlang niets en werkt alles zoals het hoort, soms valt meer dan eens per week de stroom uit en moet je je wenden tot activiteiten die geen elektriciteit behoeven. De panne kan van korte of minder korte duur zijn. Enkele uren behoren tot de mogelijkheid.
Áls je het geluk hebt om over elektriciteit te beschikken en je de stekker van 1 of ander apparaat in het stopcontact steekt, zie je telkens felle vonkjes in velerlei kleuren oplichten en hoor je een subtiel plofgeluid. Maar afgezien daarvan werkt alles voorbeeldig.

Verlichting en huiselijke gezelligheid
Gesteld dat er elektriciteit is (en laat ik nu niet overdrijven, in 96% van de gevallen is die er ook) wordt elke ruimte van het huis hier verlicht door helwit TL-licht. Wat de reden ook moge zijn, de favoriete Peruaanse verlichting bestaat uit naakte TL-lampen. Geen gebloemd of stemmig gekleurd kapje, geen fantasietje, niks. Naakt, helwit licht. Sfeerlicht is hen vreemd. Evenals het hebben van een salon. Geen sofa, geen clubzetel, geen zitzak, geen salontafel. Van de eettafel naar het bed. Een tussenstap is er niet. En dus zoeken Bart en ik de gezelligheid op in onze kamer waar een comfortabel bed, de door Bart gemaakte bedtafel én de enige gloeilamp in huis ons verwelkomen.

Verkeer
Het centrum van Andahuaylas wordt overspoeld door mototaxis in felle kleuren die je voor 1 sol voor korte verplaatsingen kan gebruiken. De ene mototaxichauffeur spendeert duidelijk al wat meer aandacht aan zijn vehikel dan de andere. Zo zijn sommige mototaxis voorzien van spoilers, anderen zijn “uitgebouwd” met extra stukken voor- of achteraan. Gewone taxiwagens rijden er ook en zijn zonder uitzondering van het merk Toyota. Particuliere wagens zijn in de minderheid. Hoe al deze voertuigen een kruispunt passeren is mij nog steeds een raadsel. Wie heeft voorrang, wie stopt er? Ik zou het nog altijd niet weten. Degene die het luidst toetert? Degene die het snelst is? Degene die het zwaarst is? Wat ik echter wel met stellige zekerheid kan zeggen is dat je als voetganger nooit, maar dan ook nooit voorrang hebt. Zwakke weggebruiker? Dat wordt hier wel heel erg letterlijk genomen. Als voetganger sta je nergens, heb je niks af te dwingen en moet je gewoon elke keer geduldig wachten tot je kans ziet een straat over te steken. De mototaxis kunnen je rakelings passeren of je met snerpend toetergeluid de pas afsnijden. Alertheid is geboden als je je als voetganger op straat begeeft. Momenten van verslapte aandacht kunnen immers gevaarlijk zijn.

Hoe spreek je iemand aan?
De Spaanse versie van “mevrouw” of “meneer” heb ik hier eerlijk gezegd nog nooit horen uitspreken. Je hebt wel 2 andere mogelijkheden: 1. “mama” of “papa” of de respectievelijke diminutieven “mami(ta)” of “papi(t)o”. Dit wordt zowel tegen volwassenen als tegen kinderen gezegd. “Eet je appel, papi” wordt er bijvoorbeeld tegen een driejarig kleuterkind gezegd. 2. “amigo” of “amiga”. Wil je iets bestellen in een restaurant dan roep je niet “ober”, maar wel “amigo”. Zelf zie ik me zo’n aanspreektitel niet meteen gebruiken. Ik zou denken dat de repliek wel eens zou kunnen zijn: “Vriend? Ik kies mijn vrienden zelf wel!”
Nog anders is het wanneer je met kennissen of vriendinnen spreekt. Ook in dit geval heb je 2 mogelijkheden: 1. “gorda” of “gordita” 2. “flaca” of “flaquita”. Je bent ofwel dik ofwel dun. Iets ertussen bestaat niet. Wat bij ons volledig uitgesloten zou zijn, is hier geweldig goed ingeburgerd. Je neemt de telefoon op en groet met: “Hola, gorda”. “Hey hallo, dikke”. Zie je het bij ons al gebeuren? Het is een vorm van hartelijkheid die niet bepaald geapprecieerd zou worden.

Peruaanse vrouwen en hun jeans
Ongeacht of je “gorda” of “flaca” bent, je wringt je in een jeans die zo strak rond je billen spant dat je er nooit meer lijkt uit te geraken tenzij er een stevige schaar aan te pas zou komen. Ik vrees dat ik af en toe sommige van deze spannende exemplaren uit ongeloof wel eens durf na te staren. Ik probeer me dan voor de geest te halen hoe ze in godsnaam in die broek gewurmd zijn geraakt. Met een heel erg lange schoenlepel? Echt onvoorstelbaar hoe die benen in die broekspijpen zijn geraakt. En hoe sluit je uiteindelijk de rits die ongetwijfeld in beangstigend V-patroon blijft gapen ? Liggend op de grond, met volle macht? Het vlees volledig ingesnoerd. Als ze die broek ooit uitkrijgen zet het waarschijnlijk meteen 30% uit. Een aansluitend jeansmodelletje kan best elegant zijn, maar er zijn grenzen en die worden hier schaamteloos overschreden.


Ik kan nog een tijdje doorgaan over andere kwesties, zoals over de was die manueel gedaan wordt door Marta, over het feit dat wisselgeld een groot probleem is en je maar beter kan zorgen dat je steeds kleingeld ter beschikking hebt, over de wekelijkse “desfiles” op zondag waar kinderen in apenpakjes moeten paraderen, over het volume van de muziek die je op straat hoort en die altijd oorverdovend luid staat, over die ene krantenwinkel die Andahuaylas rijk is waar de krant “El Comercio” dikwijls een dag te laat uit Lima aankomt, enz. Maar laat ik het nu maar bij deze kleine impressie houden om de lezer niet al te zeer te overdonderen.

dinsdag 11 december 2007

Het eerste ontwerp


Heel vreemd, het is nog meer dan 2 weken, bijna 3 zelfs voor het huwelijk van Zorro en Esmeralda (Bart en ik dus) en Carolina is nu al in de weer met het maken van mijn trouwjurk! Hier in Peru kan zoiets tellen!

vrijdag 7 december 2007

Stagestoom

Een kleine waarschuwing vooraf: sommige lezers zullen misschien een weinig ontzet zijn door de negatieve ondertoon van mijn schrijven deze keer. Ik wil echter vooraf opmerken dat ik niet 1 persoon die hierna vernoemd zal worden een kwaad hart toedraag. Zo, anders krijg ik daar toch maar commentaar op en dat wil ik even voor zijn. Dit gezegd zijnde:

Werken in een kleuterschool kan toch niet zo moeilijk zijn? Zeker in het geval van een kleine school zoals Kukuli is. Maximum 35 kleuterkinderen kunnen rond je lijf hangen, vragen om hun veters te knopen, klagen over een ander kleuterkind dat hen mogelijk geplaagd heeft of met een klein stemmetje verzoeken om hen te helpen bij een bepaalde opdracht. Bart wordt hierbij steevast aangesproken met “profesor Bart”, ik met “miss Asella”. Het leven in zo’n kleine school kan best aangenaam zijn. Je kan allerlei leuke activiteiten met de kleuterkinderen uitvoeren en je kan daarbij zelf ook heel goed het kleine kind uithangen. Dat laatste word je zelfs in dank afgenomen, helemaal anders dan in de grote boze wereld daarbuiten. Uiteraard zijn er ook de kleine etterbak-kleuterkinderen die zogauw ze kunnen met gevechtsspeelgoed het speelterrein onveilig maken en het niet nalaten een ander kleuterkind een venijnige por of een agressieve stamp te geven. Ja, zelfs in de kleine kleuterkindwereld gaat het er vaak oneerlijk en vijandig aan toe.

Maar eigenlijk zijn het niet de kleuterkinderen zelf die mij het meest tot spreekwoordelijk nagelbijten aanzetten. Nee, het zijn de 3 leerkrachten die eveneens de kleuterkindwereld bevolken die de verantwoordelijkheid dragen dat mijn ergernissen en frustraties geregeld ten top worden gedreven. Als ik heel eerlijk mag zijn vind ik eigenlijk niet 1 van hen geweldig geschikt om zich dagdagelijks te buigen over het educatief welzijn van de kleuterkinderen. Laat hen vooral zeer routineuze activiteiten uitvoeren met de kleuterkinderen, waar ze niet de minste voorbereiding aan moeten spenderen en laat hen geregeld lusteloos aan de kant onderling wat praten en dan komt het hen allemaal mooi uit. Maar sinds 22 oktober, de dag van ‘de grote verandering’ is dat verhaal afgelopen. Het werkboek met de dagelijkse werkblaadjes voor de kleuterkinderen wordt aan de kant geschoven, evenals de stoelen en banken. Er zal gespeeld, geëxperimenteerd en actief gehandeld worden! Er zal aanschouwelijk gewerkt worden! Activiteiten zullen zelf bedacht worden, materiaal zal voorbereid en aangemaakt worden! Er zal geobserveerd worden zodat de kleuterkinderen niet voor niets de weg naar interessante activiteiten tonen! Er zal een uurrooster gehanteerd worden om de activiteiten in goede banen te leiden! Er zal met ‘dagritmekaarten’ (zoals dat zo mooi heet in de kleuterbusiness) gewerkt worden om de kleuterkinderen bij te staan in hun beperkte notie van tijd! …

Dat was het plan. Zo zou het onderwijsprogramma in Kukuli er in ideale omstandigheden uitzien. Maar dat is helaas buiten de Peruaanse context gerekend. Of alleszins buiten deze 3 vermeende kleuterleerkrachten, waarvan er 1 nochtans een paar weken geleden nog met groot vertoon haar “graduación” behaalde.
Sinds de nieuwe aanpak wordt er elke vrijdag een ‘vergadering’ gehouden om de activiteiten van de volgende week voor te bereiden. Een beetje planning en organisatie in een kleuterschool is toch niet teveel gevraagd, zou je denken. Ik heb zo’n vaag vermoeden dat (kleuter)leerkrachten in Vlaanderen alles akelig overdreven goed geregeld hebben. Met agendaatjes, labeltjes hier, labeltjes daar, symbooltjes in velerlei kleurtjes, printjes in kaftjes met begeleidende etiketjes, materiaal in het juiste laatje van het juiste kastje,… Een organisatie die waarschijnlijk zijn diensten bewijst, maar waar ik de kriebels van krijg omdat het mij in geen honderd jaar zou lukken alles zo netjes en mooi op een rij te krijgen. Helaas begin ik hier in Kukuli inwendig te fulmineren omdat de 3 leerkrachten zich op het andere uiterste van het continuüm bevinden wat betreft organisatiekunde.
Op de wekelijkse vergadering komen ze minstens een halfuur te laat. Een uur en een half kan ook. Niet opdagen evengoed. Uiteraard hebben ze nog geen seconde nagedacht over activiteiten binnen het thema dat we voordien kort overeengekomen zijn. Zoiets is niet bepaald bevorderlijk voor de vlotheid van zo’n vergadering. “Hmm, wat zouden we kunnen doen?”, gevolgd door een lange stilte, wat gepruts. “Ah, ze kunnen een tekening maken van een bakker”. Gelijk welk thema, gelijk welke leeftijd de kleuterkinderen hebben, een tekening lijkt hen altijd wel wat. Geef hen een wit blad, enkele potloden en je hebt alweer een activiteit van twintig minuten tot een halfuur waar je als leerkracht geen bal voor hebt moeten doen. Veel inzicht in de nieuwe aanpak – hoewel die met veel uitleg en beeldmateriaal toegelicht werd, mét wekelijkse updates – schijnen ze niet te hebben. Originele ideeën, een creatieve inval moet je van hen niet al te vaak verwachten.
Na ongeveer 15 minuten vergadering zitten ze geheid te geeuwen. Nog een halfuur later duikt gegarandeerd het voorstel op om het deze keer voor gezien te houden. We hebben tenslotte al voor 2 dagen een programma. De rest kan altijd later nog.

Een beetje kleuterleerkracht heeft haar lesmateriaal tijdig klaar om de kleuterkinderen de kans te geven zich meteen in betrokken activiteit te storten. Zover vooruit zou zelfs ik denken. Laura, Karina en Jenny zien dat duidelijk anders. Een half uur voor aanvang van de geleide activiteiten moet er nog geknipt, gekopieerd, geprutst worden zodat er natuurlijk zelden of nooit op het voorziene aanvangsuur gestart kan worden.
De beginactiviteit bestaat uit een gezamenlijke zangstonde. Alle kleuterkinderen staan in een cirkel, buiten in de ochtendzon die deze tijd van het jaar de temperaturen behoorlijk kan doen oplopen zodat een weinig later de kleuterkinderen aangemaand worden hun cirkelformatie in de schaduw te vormen. De cirkel is een moment van begroeting, een liedje en een gesprekje op kleuterniveau over wat hen op dat moment bezighoudt of over het thema waarrond gewerkt wordt. Althans, zo hadden we dat afgesproken durf ik aan te nemen. Wat gebeurt er echter al te vaak in realiteit? Er wordt gegroet “buenos días, niños!”, gevolgd door “buenos días, profesora!”. Er wordt een liedje gezongen. Er wordt nog een liedje gezongen. En nog een. En nog een. En wanneer de zon nog een beetje hoger staat, worden er nog steeds liedjes gezongen. Over Jezus die iedereen graag ziet, over christenen die dansen, over een overwerkte man in de stad die zich in de “selva” gaat uitleven, … Het liedje over de kleuterkinderen als soldaten van God, als verdedigers van Gods evangelie met bijhorende gebaren doet mij telkens huiveren, maar de leerkrachten zien er geen graten in. Goed, na een liedje of 10, wordt er eindelijk overgegaan tot een andere orde van de dag en zijn we ondertussen meer dan 20 minuten verder. Op een vergadering vraag ik hen of ze niet merken dat zovele liedjes na mekaar zingen nefast is voor de kleuterkinderaandacht en effectief, Jenny vindt ook dat de kleuterkinderen zich na een tijdje beginnen te vervelen. We besluiten het de volgende week anders aan te pakken.
Ik vrees dat het weekend er teveel aan was en het kortetermijngeheugen van de leerkrachten jammerlijk heeft aangetast, want maandagmorgen…jawel, een liedje of 10…

Laura is een expert in het onderhouden van bevoorrechte relaties met enkele vijfjarige kleuterkindmeisjes uit haar klas. “Febbekes”, zoals we vroeger pleegden te zeggen. Zoiets probeer je hier niet eens te verbergen, open en bloot kan ook. De kleuterkindmeisjes hangen rond haar, klimmen op haar schoot, poseren met waarlijk “febbekesgezicht” voor de camera van haar GSM en krijgen steevast slijmerig vleiend commentaar op de rozige, kanten poppenjurkjes die ze op tuttige manier dragen. “Ai, mi amor! Mi princesa! Estás tan graciosa!” Ongelooflijk vervelende trutkleuterkinderen zijn het, ja, aan wie nog járen werk zal zijn om hen enig gevoel van autonomie bij te brengen. Laura helpt hen daar alvast niet bij. Een kleuterleerkracht zou nochtans beter mogen weten.

Maar dat is dus niet het geval. En zo wind ik mij dagelijks op over zovele dingen die ze niet doen, dingen die ze naar mijn mening verkeerd doen, dingen die ze niet zien, dingen waar ze zich geen vragen bij stellen. Bijvoorbeeld: “Schrijfdans” is een methode om op speelse en grootmotorische manier met figuren en lijnen te werken als voorbereiding op het schrijven van letters en woorden in een later stadium. 4 weken geleden ben ik begonnen met “Schrijfdans”. De kleuterkinderen schijnen het best wel fijn te vinden om een thema als de vulkaan of de robot uit te werken in bewegingen in de lucht en op papier. De moeder van Esteban, een vijfjarig kleuterkind is ook kleuterleerkracht en vroeg me honderduit over deze methode. Ze vroeg me ook de Dvd en Cd van “Schrijfdans” voor haar te kopiëren. De 3 leerkrachten van Kukuli zelf hebben me nog niet 1 vraag over de werkwijze “Schrijfdans” gesteld. Een kopie van een Cd en Dvd hebben ze wel al gevraagd…van K3…

Nee, als je het mij vraagt, ze hebben het gewoon niet in zich. Geen enkele uitleg die je geeft, geen enkel voorbeeld dat je hen toont zal hen op andere ideeën brengen. En geloof me, andere ideeën hebben ze meer dan broodnodig in hun gangbare kleuteronderwijs hier. Laura beweert met overtuiging dat kleuteronderwijzeres zijn haar roeping is. Ik zou haar God de kleine boodschap willen geven vooral een heel stuk harder te roepen. De kleuterkinderen zouden er alleen maar dankbaar voor zijn.

dinsdag 27 november 2007

Twiggy (februari 1994 - 24 november 2007)

Datgene waarvoor we het meest gevreesd hadden toen we voor 5 maanden naar Peru vertrokken is helaas werkelijkheid geworden. Zaterdag 24 november om 12 uur liet Twiggy alles achter zich. Nooit hadden we kunnen vermoeden dat ons veertien jaar oude, maar zeer fitte hondenvriendje zo plots door akelige inwendige bloedingen en kanker geveld zou worden. Het noodlot slaat nog maar een keer toe.

Twiggy was ongeveer 1 jaar oud toen ze achtergelaten werd, vastgebonden aan een boom door een of andere onbenul die wat mij betreft ter plekke gefusilleerd had mogen worden. Razend van honger en dorst werd ze gelukkig door een goede ziel losgemaakt en naar het dierenasiel “De helpende pootjes” in Wortegem-Petegem gebracht. Daar bracht ze 2 volle jaren van haar jonge leven door. In april 1997 werden we getroffen door haar portret dat haar in het tijdschrift “Hart voor dieren” tot “asieldier van de maand” maakte. Omdat de vriendelijkheid in het dierenasiel van Mechelen meer dan te wensen overliet besloten we na een telefonische afspraak de trip naar Wortegem-Petegem te maken om voor de eerste keer kennis te maken met Twiggy. Het artikel in “Hart voor dieren” was ondertussen al meer dan een maand eerder geplaatst, maar nog niemand had naar haar geïnformeerd. Vreemd.
Veel was er niet nodig om ons te overtuigen haar een nieuwe thuis aan te bieden. Helaas bleek dat ze op het moment van ons bezoek ondanks de voorvoorzorgsmaatregelen die het asiel had getroffen toch zwanger was geraakt en dus konden we haar niet meteen mee naar huis nemen. Een kleine opdoffer. We hadden op dat moment uiteraard een andere hond een nieuwe bestemming kunnen bezorgen, maar we vonden niet dat we haar meteen konden laten vallen en dus keerden we enige tijd later terug naar West-Vlaanderen om Twiggy, geaborteerd en gesteriliseerd mee naar St- Kat-Waver te nemen. Het opgerolde hoopje hond op de achterbank viel meteen in een diepe slaap.

Het eerste halfjaar was een stressvolle tijd, dat zal ik niet ontkennen. Geen enkele bezoeker kon nog een voet binnen zetten in ons huurhuisje in de Valkstraat. Grommend, tanden ontbloot… bepaald uitnodigend was het niet. En dus werd wijlen mijn vader als dierenliefhebber ingeschakeld om enkele toenaderingspogingen uit te testen. Bij nader inzien niet de meest geschikte persoon toen later bleek dat oudere mannen met wit of grijs haar de meest gevreesde individuen voor haar waren en zij hen dus ook met de grootste argwaan benaderde. Zo hadden de vader van Bart of wijlen Fred Feremans, een toenmalige verre buur, eveneens de grootste moeite om haar vertrouwen te winnen. Bij mijn vader leek het op een bepaald moment vrij goed te gaan tot hij zich op een keer in de keuken in de Valkstraat omdraaide en Twiggy onvervaard in zijn enkel beet. De band tussen mijn vader en Twiggy is er de jaren nadien gelukkig veel beter op geworden, maar volgens mij is die ene beet er wel verantwoordelijk voor geweest dat er nooit de volle 100% vertrouwen was aan de kant van mijn vader, al zal hij dat nooit hebben willen laten merken en sprak hij haar steeds vriendelijk toe met zinnen als “Ah, Twiggy met de grote poepstaart!”. Geloof me, zo’n uitspraak was echt heel vriendelijk bedoeld.

Hondenpsycholoog Danny Groseman kwam er aan te pas, een muilkorf op wandelingen en met heel veel oefeningen en geduld veranderde Twiggy van een schijnbaar agressieve hond in een huisgenootje dat uiteindelijk blij was als er mensen op bezoek kwamen. Haar traumatische verleden heeft ze echter, zoals dat bijna steeds het geval is, nooit helemaal van zich kunnen afschudden. We konden meteen aan haar gedrag uitmaken of ze iemand al dan niet haar vertrouwen gaf. Onbekende oudere mannen met wit of grijs haar zijn altijd een pijnpunt gebleven, een vuilzak op straat kon aanleiding zijn om plots achteruit te deinzen, bij onweer zat ze te trillen als een espenblaadje en plakte ze aan je been (wat toegegeven wel meer honden doen) en bij het geluid van een slaande krant kromp ze helemaal in mekaar.

Wandelen kon ze als de beste. Dagelijks haar uurtje, eerst nog op de heide in de Duivenstraat, later toen we naar Leest verhuisden, tussen de maïs- en preivelden. Rennen als een windhond. Niet uit te putten. Met een energie waar wij stevig jaloers op waren. Wandelen op verplaatsing. Eerst geweldig enerverend piepend in de koffer van de auto. En als ze er dan uiteindelijk toch in slaagde om rustig te gaan liggen was elke trage bocht of elk stoplicht goed om meteen recht te veren en met grote ogen zenuwachtig van links naar rechts te kijken als wilde ze zeggen “Zijn we er? Kan ik er eindelijk uit?”. Ettelijke uren hebben gewandeld. Zoals het hoort. Zoals een hond zijn teveel aan energie van zich moet kunnen aflopen.

Dan was er “de platypus”. Onafscheidbaar waren Twiggy en “de platypus”. Haar eerste speeltje was een platypus. Zo’n speeltje is iets om trots mee in de mond rond te lopen, overal te tonen, maar nooit te willen afgeven. Je kan het ook wild hoofdschuddend alle hoeken van de kamer laten zien of als je een tegenstander vindt die het uit je mond wil trekken kan je er eens stevig tegenaan gaan om zo’n duel te winnen. Paars was hij, met een grote gele bek. Een echt vogelbekdier. Een platypus zegt de officiële Latijnse naam. En die naam kende Twiggy maar al te goed. “Pak de platypus!” en dat deed ze dan ook. Met fonkelende ogen kwam ze hem trots tonen. Na het paarse vogelbekdier volgde een speeltje in witte schapenwol in de vorm van een varkentje, een hondenbeen of een ander schepseltje. Allemaal bleven ze wel de naam “platypus” dragen omdat ze het nu eenmaal zo geleerd had.

Twiggy en de bevallige houding. Dat was als ze een beetje onderuitgezakt op haar achterste zat, je vleiend aankijkend zodat je niet anders kon dan naar haar toe te gaan en haar te knuffelen. Pure chantage. “Bah, zie ze daar weer zitten” zeiden Bart en ik dan vertederd tegen mekaar en gaven haar de knuffel waar ze om vroeg.

Veel hondenvriendjes heeft Twiggy niet gehad. Nina was gewoonweg niet geïnteresseerd, Jetje was ronduit venijnig, net zoals Lala dat na haar was. Kai en Punch waren ook niet bepaald wat je noemt de meest sociale Beagles en dus bleef Twiggy vaak in de kou staan als het op spelen met soortgenoten aankwam. Jimmy, een Briard uit de buurt had gelukkig wel oog voor haar en terwijl wij met Constant en zijn vrouw praatten konden de 2 hun gangen gaan.

Het laatste halfjaar weigerde Twiggy om nog te gaan wandelen. Op de heenweg liep ze als een mak lammetje naast je, met de leiband helemaal slap in je hand, (haar laten loslopen was nu uitgesloten, want dan liep ze gewoonweg in haar eentje weer naar huis) maar vanaf het moment dat ze besefte dat we aan de terugweg begonnen waren, was er geen houden meer aan en sleepte ze je met veel macht zo snel mogelijk naar huis. Soms dachten we dan dat er fysiek iets niet helemaal in orde was, maar wanneer ze dan in de tuin werd losgelaten liep ze als een onnozele, dartele jonge hond tientallen wilde rondjes van hot naar her.

En met dat idee, van een dertien jaar oude, maar zeer fitte huisgenoot vertrokken Bart en ik met een onzeker maar tegelijk gerust gevoel naar Peru. Immers, telkens we het nodig achtten op reis te gaan verbleef Twiggy bij de ouders van Bart waar ze zonder twijfel rotverwend werd. Een grotere tuin dan de onze, een gezin dat niet zoals wij vegetariër is en waar er dus af en toe een echt stukje vlees van tafel valt en slapen in een driepersoonszetel. Slechts met deze gedachte kan je als hondenbezitter zonder al teveel schuldgevoel op reis vertrekken.
Deze keer, op 26 augustus 2007, lag het allemaal iets gevoeliger. Nog nooit waren we langer dan een maand van huis weggeweest. En telkens voelde ik tegen het einde van zo’n reis een ongelofelijk gemis. Dan wilde ik Twiggy absoluut zeer snel weerzien. Ik wist dus helemaal niet wat het deze keer zou geven, nu we haar meer dan 5 maand niet zouden zien. Toen de vader van Bart dus op 26 augustus met Twiggy in de koffer wegreed en ik haar ons met grote ogen zag aankijken terwijl ze steeds verder wegreed, voelde ik mij echt barslecht. We wisten dat de kans bestond dat we haar nooit nog zouden terugzien, maar zulke gedachten probeer je snel opzij te zetten. Ze heeft het goed bij de ouders van Bart en op 7 februari zien we haar weer, dat houd je jezelf voor.

Het vreemde is dat sinds we hier zijn ik heel eerlijk moet toegeven dat we eigenlijk niets of niemand missen. Dat komt voor sommige mensen misschien nogal hard over, maar het is nu eenmaal zo. De andere omgeving, het werk, het landschap… ik weet niet wat het precies is, maar het maakt dat ik in de verste verte geen heimwee koester. Zelfs Twiggy miste ik niet noemenswaardig.
Tot we maandag een bericht kregen van Rudy en Patrice om zo snel mogelijk contact op te nemen. Een vreemd bericht, maar we konden er niet meteen een inhoud aan koppelen. Even later zien we op msn een offline bericht van de vader Bart met dezelfde boodschap. Er moet iets met Twiggy zijn, dat kan niet anders. Iets anders kan ik niet bedenken. Ik voel ook meteen dat het iets ernstigs is, net zoals ik dat 5 jaar geleden op 16 december voelde toen iemand de Spaanse les kwam onderbreken met de boodschap dat er telefoon is voor Asella De Vos. “Je kan beter je spullen pakken en naar het ziekenhuis gaan. Er is iets met je vader”, was de boodschap van Ingrid, directrice van het bejaardentehuis waar ik werkte.

In het internetcafé in Cusco kunnen we via msn praten met de vader van Bart en hoop ik nog even dat het om een gebroken poot van Twiggy of zoiets gaat. Maar dan komt het onherroepelijke bericht van Bart die mij stilletjes teken doet “Twiggy is dood”.

Ongeloof. Hoe kan dat nu? Ze was kerngezond!
Kanker. Bloedingen. Tandvlees dat al witgetrokken is, waar al het bloed uit is. Ze hebben Twiggy een spuitje gegeven. Er was niets meer aan te doen. Uiteraard geloven we dat allemaal. De ouders van Bart hebben gedaan wat ze konden, daar bestaat niet de minste twijfel over. Maar het komt hard aan en het is verdomd rot. “Life’s a bitch” blijkt maar weer eens. Meteen weer een gevoel van leegte, van gemis dat er eerder niet was.

Twiggy. Twiggertje. Met de grote oren. Het was onze eerste hond samen. We hebben haar iets meer dan 10 jaar bij ons gehad en moeten nu vanuit Peru afscheid van haar nemen. De school hier kan me even gestolen worden en het is verdomd moeilijk om leuk en gezellig met de kleuterkinderen hier te doen. Maar morgen zal het wel beter gaan zeker?

Maria en Luc, heel erg bedankt voor jullie goede zorgen voor Twiggy. Alleen in jullie handen konden we haar veilig achterlaten. Ik kan me voorstellen dat het voor jullie ook verschrikkelijk moet zijn geweest om Twiggy zo totaal onverwacht op deze manier te laten gaan. We hebben er in ieder geval het volste vertrouwen in dat jullie gedaan hebben wat het beste was in deze moeilijke omstandigheden. Nogmaals, heel erg bedankt.

zaterdag 10 november 2007

Over autobussen en minibusjes

Andahuaylas ligt vrij geïsoleerd, dat had ik ongetwijfeld al een keer vermeld, en dus moet je je heel wat inspanning getroosten als je “ergens” wil geraken. Tussen Andahuaylas en Ayacucho bijvoorbeeld wacht je een busrit van een stevige 12 uur. Steevast begin je vol goede moed aan zo’n tocht “zitten, kijken, en indommelen”. Zeker na 2 maanden inwonen bij een familie die je niet meteen als de meest stille en rustige kan typeren kijk je reikhalzend uit naar die 5 dagen alleen met z’n twee. De Peruaanse transportrealiteit neem je er op dat moment zelfs graag bij. De voornaamste preoccupaties echter die zich net voor en tijdens zo’n busrit van jou meester maken lijken trivialiteiten te zijn, maar hebben een niet te verwaarlozen invloed op je – we blijven even in de stagesfeer - welbevinden. Dat gaat dan ongeveer zo:

6u30 ’s morgens. Laat ik vooral nu niets drinken zodat ik gespaard blijf van gênante sanitaire situaties onderweg. 7u15, zou ik net voor het opstappen niet toch nog gauw hier in het busstation datgene wat voor de wc moet doorgaan bezoeken? Bevindt ons wc-papier zich binnen handbereik voor het geval we onderweg toch een halte houden? Hebben we wel de meest interessante zitplaatsen uitgekozen bij het bestellen van ons ticket? Shit, we hadden dus ook vooraan kunnen zitten met panoramisch uitzicht op het berglandschap. Bah, zie ze daar vooraan zitten, hoog op hun troon. Eikels, durf ik dan een keer te denken. En wij, hebben we een raampje dat functioneert? Ah, gelukkig komt er een stroompje zuurstof langs deze weg naar binnen.
11uur. Lap, weer een politiecontrole langs de weg die de bus doet stoppen. Hadden we misschien toch niet beter onze originele reispaspoorten meegenomen in plaats van die half verbleekte kopie? Ja dus, want we worden aangemaand uit de bus te stappen en terug te keren. Onnozelaars, durf ik dan een keer te denken. Aan de volgende politieman die onze zitjes passeert leggen we uit dat we werken in Andahuaylas en dat ons origineel paspoort aldaar ligt. Een onverstaanbaar gegrom en dus maar gewoon afwachten. Een kwartier of zo later vertrekken we, zonder meer. Oef, we zijn weer weg.
13uur. Hmm, vooraan wordt het precies wel lekker warm, ik zie de 4 mensen op hun troon wanhopig en vergeefs met een papiertje heen en weer voor het gezicht zichzelf wat warme lucht toewaaien. Leedvermaak, geen mooie karaktereigenschap, maar het doet mijn welbevinden weer even met stip stijgen.
Gelukkig is er deze keer geen vervelende en veel te luide muziek op de bus, zeg ik nog tegen Bart. Helaas, een uur of 2 later zitten we er nog maar eens een keer ten volle mee opgescheept.
Hé zeg, wie zit er hier met z’n knieën plots in mijn rug te duwen? Even boos achterom kijken. Nee, lukt niet, de rugleuning reikt te hoog, ik kan er niet boven kijken. Goed, het was blijkbaar een eenmalige stomp. Houden zo.
Nee, dat kan niet. Gaan al deze mensen ook nog instappen? Blijkbaar wel. Gezellig, enkele uren in het gangpad staan. Ok, ik zal maar niet meer te veel zeuren over oncomfortabele reisomstandigheden. Wauw, ik zit hier goed!
Zou ik nu al een stukje “huahua” eten of nog even wachten? Of van de yoghurt drinken? Wacht, hoeveel uren hebben we nog te gaan? Hmm, slechts 5. Dan kan dat slokje yoghurt wel.
Als ik nu mijn schoenen eens zou uitdoen? Dan kan er tenminste eens een andere zit- hanghouding aan bod komen. Héhé, een stuk beter. Zo kunnen we er weer een half uur tegen.
Verdorie, begint er hier een man schaamteloos het woord van God te verkondigen. Fijn hoor, in een situatie waarin vluchten onmogelijk is. Hoe lang gaat hij dat nog volhouden? Kan de muziek niet wat aan en vooral lekker luid? …

Zo gaat het er onderweg ongeveer aan toe. Uiteraard zijn er gelukkig ook nog de prachtige berglandschappen, een eenzame grote vogel en de kleine “dorpjes” die je kan bekijken vanuit je nog min of meer comfortabele “las Chankas-busmaatschappij-stoel” en die volledig in de prijs van het busticket (30 soles per persoon/300 bfr) zijn inbegrepen. En tenslotte brengt zo’n bus je uiteindelijk ook wel waar je wil zijn: Ayacucho, stad met meer dan 30 kerken.

Wie een toeristische beschrijving verwacht van Ayacucho is bij mij aan het verkeerde adres. Zoiets doet een reisgids veel beter en nauwkeuriger. Ik hou het op andersoortige informatie. Bijvoorbeeld: donderdag 1 november vierden Bart en ik ons twaalfjarig samenzijn. Zoals de traditie het wil wordt er die dag op “Het is een nacht” van Guus Meeuwis gedanst, dat ongelukkig toeval had ik in een vorige bijdrage ook al een keer uit de doeken gedaan. Wegens gebrek aan het cd’tje moest er nu in de beslotenheid van de bescheiden doch zeer aangename hotelkamer zelf “live” gezongen worden. Een beetje variatie in de festiviteiten kan nooit kwaad. Die avond kwam er zelfs een terrasje aan te pas wegens 1/ de aanwezigheid van zo’n etablissement en 2/ een klimaat dat zulks toelaat. Met een Pisco Sour en twee kokosringen, gekocht van een man op de Plaza de Armas, werd vervolgens de blijde gebeurtenis die in december in Andahuaylas zal plaatsvinden bezegeld… :-)

Vrijdag een aangename dag met Stijn en Anneleen die toevallig ook (van Abancay) naar Ayacucho waren afgereisd en daarvoor nog 5 extra uren busrit hadden moeten doorstaan. Werkfrustraties konden naar hartenlust gedeeld worden (Anneleen geeft al bijna 2 jaar les in een school in Abancay) en op zo’n momenten besef je maar al te goed dat je niet aan je eigen onderwijsvisie moet beginnen twijfelen, maar eerder aan de Peruaanse. Laat ik vooral daar niet over beginnen uitweiden, want dan vrees ik dat het een “snel naar beneden scrollen-moment” zou worden. Zelfs Stijn moest ons af een toe een “time out” opleggen om ook andere belangstellingspunten aan bod te kunnen laten komen. Gelijk had hij.

Zaterdag weer de bus op, richting Vischongo en Vilcashuaman. Een minibusje deze keer. Zo eentje dat wacht om te vertrekken tot alle zitplaatsen zijn ingenomen. Helaas kan zoiets wel eens lelijk tegenvallen. Om 9u10 zaten we vrolijk te wezen in het aftandse minibusje met onze zitplaatsen in de buurt van een raampje dat je open kan schuiven. Om 10 uur vertoonden onze opgetrokken mondhoeken sporen van vermoeidheid. Hoelang kan een mens vrolijk blijven? Om 10u30 begon het puffen en blazen. Om 11u hoorde je een enkele medepassagier, eveneens van het wachten moe, de chauffeur toeroepen: “Vamos!”. Maar nee, het busje moest en zou gevuld worden. Om 11u20 werd er dan uiteindelijk toch een gewillig passagier gevonden die zich helemaal achteraan in het benepen minibusje wilde murwen. En weg waren we. Na meer dan 2 uur belachelijk lang stilzitten in het minibusje en met het vooruitzicht van een vier uur durende rit naar Vischongo. Nice!
Het dak van zo’n minibusje steekt niet echt veel boven je hoofd uit en in combinatie met alle mensen om je heen kun je maar best niet al teveel te lijden hebben onder een meer of mindere vorm van claustrofobie. Het eerste halfuur had ik naast mij nog de ruimte van een soortement gangpadje, maar al snel stapten er nog enkele mensen op die duidelijk geen aanspraak meer konden maken op een reguliere zitplaats en dus werd een boomstronkje - waarvan ik mij toch wel een fractie van een seconde had afgevraagd waar dat wel goed voor zou mogen zijn - rechtgezet en nam een man het zitobject rechts naast mij in beslag. En weg was mijn beenruimte. Weg mijn manoeuvreerruimte. Want als je dijen die van je onbekende naaste buur zonder moeite raken doe je vooral heel erg je best om dat toch niet al te vaak te laten gebeuren. Bovendien was deze man niet van een schoonheid die je aanzet om een beetje fysiek contact niet uit de weg te gaan (nee, qua knappe mannen is het in Peru pover gesteld). Vooral flink stilzitten dus en hopen dat enkelen medepassagiers niet “all the way” tot Vischongo willen vervoerd worden. Dat was inderdaad het geval. Alleen werden hun plaatsen dra weer ingenomen door andere passagiers die misschien zelfs nog kleine kinderen bij zich droegen ook… Diezelfde vooravond bereikten we Vischongo en een tijdje later namen we nog een ander busje naar Vilcashuaman. Reisgidsen en de foto’s via deze weblog zullen u over deze plaatsen wijzer maken.

Zondagmiddag dan: de 4 uur durende terugrit Vischongo-Ayacucho. Het minibusje dat al voor het grootste deel is volgeladen met passagiers beschikt deze keer over een dak dat net iets minder strak boven de hoofden gespannen zit dan het vorige. We worden de “gelukkige” tijdelijke eigenaars van 2 zitplaatsen helemaal achterin. Op zo’n moment check ik dus meteen of het raampje mij enig soelaas kan bieden in het geval we met een opeengepropte mensenmassa te maken zouden krijgen die onvermijdelijk een verstikkende oververhitting met zich meebrengt. Gelukkig, als ik hard genoeg mijn vingers door de 2 kleine gaatjes steek waar eerder ongetwijfeld het raamslotje zat, krijg ik enige beweging in het schuifvenstertje. Het is mijn reddingsbaken tijdens deze rit, want nog nooit heb ik een busje zo vol weten laden. Haal u de overvolle Vlaamse lijnbussen tijdens het spitsuur voor de geest: als je denkt dat deze bussen vol zitten, wel op dat moment beginnen ze hier in dit busje vooral nog wat passagiers en bagage bij te laden. Elke keer als je mensen langs de weg ziet denk je “nee, nu kan het echt niet meer!”, maar kijk, die 3 mannen, die vrouw en dat schaap kunnen er ook nog wel bij. Het schaap wordt gewoon boven op het busje geladen en de busbegeleider gaat er gezellig bijzitten. Waarschijnlijk onnodig te vermelden dat het gangpad van voor tot achter vol mensen en bagage gepropt zitten. Je mag dus nog blij zijn dat je een zitplaats hebt, ook al bevindt die zich helemaal achteraan en worden de 4 plaatsen door 5 mensen ingenomen, waarvan 1 volslanke dame. Ik beschik dus zeker over een halve zetel waarvan de uiterst linkse kant van de rugleuning voortdurend gezellig in mijn rug priemt. De weg is zo slecht dat je de hele tijd oncomfortabel en hard op en neer veert (in horizontale richting beweegt er uiteraard niets wegens geen centimeter aan ruimte extra) en bij elke schok denk je dat de vering van het busje het onder het overgeladen gewicht wel moet begeven. Bovendien heb ik het gevoel dat mijn ruggenwervels geheel onvrijwillig doch zeer beslist van plaats aan het veranderen zijn en wanneer ik hier ooit uitstap zal mijn hoofd ongetwijfeld blijven nawiebelen op mijn nek, zoals zo’n negerbeeldje van de missies vroeger op de toonbank van de bakker waar je 5 frank in stopte en dan beleefd bleef naknikken.
Het raampje moet nu helaas al een hele tijd gesloten blijven, want het opwaaiend stof van de weg heeft zich van alles en iedereen in het busje meester gemaakt. Het woord “stoflong” lijkt plots een tastbare, doorleefde invulling te krijgen. Het wordt dus moeilijk kiezen tussen extra veel stof, maar ook een beetje verse (stof)lucht of net een tikkeltje minder stof, maar dan ook niks verse lucht. Drinken – iets waar je gezien de warmte en het stof best wel nood aan hebt – hebben we 1 keer geprobeerd maar de frisdrank, euh, gewoon drank dus klotste zo wild om zich heen dat slechts enkele druppels het tot in de mond zouden halen.
De luide, werkelijk ongelofelijk vervelende repetitieve muziek waarbij een zeer hoge irritante stem vaak het vocale gedeelte verzorgt en die geheid uit een extra lange maxi-single- versie bestaat maakt zo’n busrit compleet. Werkelijk ongelofelijk dat in heel deze reistoestand kinderen al rechtstaand kunnen slapen, zij het dat hun hoofd hen af en toe met een gevaarlijke knik tot alertheid maant. Rond 17u kwamen we eindelijk aan in Ayacucho om even later om 19u de nachtbus naar Andahuaylas te nemen…

Het klinkt misschien raar om te zeggen, de meesten onder jullie denken bij het lezen van zulke “onderwegverhalen” waarschijnlijk “liever zij dan ik”, maar ondanks het gebrek aan comfortabele verplaatsingen en de ettelijke uren die je moet “uitzitten” om ergens te geraken, beleven we alles met ongelofelijk veel plezier en zouden we momenteel die vervelende rotbusjes en de barslechte, maar vaak zo mooie wegen waar ze op rijden voor geen geld willen ruilen voor hun Europese tegenhangers.

Een kleine impressie van de busrit op:
http://nl.youtube.com/watch?v=xfMlZiGRaK0
(kopiëren en plakken in de internetadresbalk bovenaan)

P.S. Dat van die Dvd's opsturen was dus geen grap, hé. Veel postpakjes hebben we voorlopig nog niet ontvangen. Komaan, folks! :-)

donderdag 25 oktober 2007

Kijken, maar niets zien












“Kijken, maar niets zien”, kent u die uitdrukking? Ik hoor het Paul Haenen, alias dominee Gremdaat met zijn priemende, half dichtgeknepen oogjes op samenzweerderige toon zó de VPRO-camera toevertrouwen. Deze "kijken, maar niets zien"-gewaarwording overkwam mij vorige woensdag toen ik samen met Bart de voetbalwedstrijd Chili-Peru op groot scherm volgde. Uiteraard was Bart op de hoogte van het feit dat deze wedstrijd op dat moment zou plaatsvinden, maar normaal gezien ben ik niet bepaald makkelijk te overhalen al dat voetbalgedoe te aanschouwen, laat staan er enig enthousiasme voor op te brengen. Die woensdag reed er echter één of ander vehikel door de straten van Andahuaylas voorzien van een man met megafoon. Deze bracht de blijde boodschap dat de wedstrijd live gevolgd kon worden in het centrum Antoon Spinoy. Het moge meteen duidelijk zijn dat de Peruaanse uitspraak “Spinoy” niet geweldig goed overeenkomt met hoe ze dat in Mechelen door de band genomen doen, maar ondertussen weten we maar al te goed dat dit Antoon Spinoycentrum zich in de zeer nabije buurt van de Plaza de Armas bevindt.

Het toeval wil dat we een aantal maanden voor vertrek door een badmintongenoot die er een zeer uitgebreid relatienetwerk op nahoudt op de hoogte gebracht werden van het feit dat Mechelen sinds de jaren zestig een zusterband had met Andahuaylas. “Had”, want ondertussen is de zusterband ingeruild voor deze met het Boliviaanse Sucre. Enfin, voor vertrek hebben we deze hele geschiedenis uitgelegd gekregen van ene Jef Van Dun, medewerker bij de stad Mechelen en wisten we meteen ook dat Mechelen een bioscoop/theaterzaal in Andahuaylas heeft neergepoot die de naam draagt van de voormalige Mechelse burgemeester Antoon Spinoy. Een ander toeval wil dat tijdens de uitleg van meneer Van Dun de naam “Marc W.” valt. Marc W. heeft als coöperant in dienst van de Antoon Spinoy-stichting in Andahuaylas gewerkt en het gekke is dat ik alweer geheel bij toeval zijn naam hoor tijdens de eerste avond aan tafel bij mijn Leuvens gastgezin dat mij 2 weken onderdak verleent tijdens mijn taalcursus Spaans. Om meteen in meer Peruaanse sfeer te komen had mijn “gastheer” (gewoon “ne Gunter” eigenlijk :-) een vriend uitgenodigd die een en ander over Peru kon vertellen wegens frequente bezoeken aan dit land o.a. omdat diens vader nog les had gegeven aan de universiteit in Lima en wiens oom…Marc W. bleek te zijn.
Nog een stapje verder: zelfs Carolina, mijn Peruaanse gastvrouw blijkt “Marco” W. maar al te goed te kennen via de NGO “Proande”, waar ze beiden tezelfdertijd deel van uitmaakten, maar telkens zijn naam valt verschijnt er een afkeurend trekje op het gezicht van vader Leoncio en spreekt hij zeer misprijzend het woord “el cholo!” uit. Aan zijn gelaatsuitdrukking kan ik zonder probleem opmaken dat ik de betekenis van dat woord in de uitgesproken negatieve registers van karakterbeschrijvingen moet gaan zoeken…

Mag ik er nog kort een laatste toeval aan toevoegen voor ik opnieuw in het Antoon Spinoycentrum beland? Slechts enkele dagen voor vertrek krijg ik plots Paul Ghijsels, oud-BRT-journalist en een vriend van mijn ouders, aan de lijn met de vraag waar we nu precies in Peru naartoe gaan. Ondanks mijn geheel naar waarheid uitgesproken antwoord: “Andahuaylas”, krijg ik meteen de repliek “Het is niet waar!” Wat blijkt? Paul Ghijsels heeft in 1969 en in 1970 voor de BRT een documentaire gemaakt over Andahuaylas naar aanleiding van de zusterband met Mechelen. Op de valreep krijgen we dus een exemplaar van deze documentaire in handen om hem hier in Andahuaylas, bijna 40 jaar na datum te tonen. Nog snel een allerlaatste toeval: Olga, de moeder van Carolina is even te zien in de film en beiden blijken ze ook nog enkele andere mensen te herkennen, zoals “daar! Viky!”, wie dat ook moge zijn.
Op deze manier vertrek ik dus met een dubbele missie naar Andahuaylas: betrokkenheid realiseren bij de kleuterkinderen van Kukuli én een 40 jaar oude documentaire van zijn rechtmatige publiek voorzien.

Door deze hele voorgeschiedenis wil ik het Antoon Spinoycentrum toch ook wel een keer aan de binnenkant bekijken en daarom lijkt het me best een goed plan om de voetbalwedstrijd als reden hiervoor te gebruiken. We kopen nog snel een drankje aan zo’n typisch klein straatkraampje (mijn abrikozendrankje lijkt een dikke zoete siroop te zijn, echt zeer doeltreffend om mijn dorst te lessen…) en betalen 2 soles per persoon om binnen te mogen. De bioscoopzaal is groter dan verwacht, maar geeft een gedateerde aanblik. Harde houten bioscoopstoelen en muren die reeds jarenlang in stilte schreeuwen om een likje verf. Het scherm is verbazingwekkend groot, de kwaliteit van het beeld omgekeerd evenredig slecht. De voetbalmannetjes op het scherm zijn bijna even breed als ze groot zijn en door gebrek aan beeldscherpte kan je niet eens een uiterlijk knappe speler van een minder esthetisch bedeelde soortgenoot onderscheiden. Wel kan je zien dat de voetbalmannetjes, zowel de Chileense als de Peruaanse, vaart in hun voetbalspel steken en zodoende lijkt het zelfs of de beelden versneld zijn, maar waarschijnlijk is de tempoweergave nog het enige waar geen kritiek op te geven is. Had ik al vermeld dat het geluid onaangenaam luid stond (waarschijnlijk om de krijsende muren te overstemmen)?

Bij het begin van de rust vonden we dat ons geduld tijdens het bezoek aan het centrum Antoon Spinoy ruimschoots op de proef was gesteld en zakten we af naar de “Garabato” op de Plaza de Armas, een café/bar waar we het weekend voordien voor de eerste keer geweest waren als opwarmer voor het discotheekbezoek aan “de Maxxoh ”. Even heel kort daarover: Carolina, met wie we die vrijdag om 20u30 hadden afgesproken daagde niet op in de “Garabato”, maar we genoten ten volle van 2 Pisco Sour en videoclips op groot scherm (uiteraard niet te vergelijken met dat van het centrum A.S.) uit de jaren ’80 en meer recent van Madonna en Britney Spears. In het café zit je op bankjes die bedekt zijn met dikke, zachte schapenvachten en aan de muren hangen helaas ook allerlei andere dierenvachten. Maar ondanks dat, een heel fijne plaats om te vertoeven. De uitbaters van de “Garabato” zijn de ouders van Pieero, het Spiderman-kleuterkind, dat ik vorige keer nog lekker bekritiseerd heb. Toen we om 22u wilden vertrekken om naar “de Maxxoh ” te gaan, troffen we achter de bar Mari(sol) aan, de moeder van Pieero die ons meteen nog een Pisco Sour en nadien een donker Cusqueña-bier aanbood. We babbelden een hele tijd en toen ze ons nog een derde drankje aanbood was het plots al 23u15, tijd om Carina en Laura en hun respectievelijke vriendjes te gaan opzoeken in “de Maxxoh ”. Drie nummers die ik ken heb ik gehoord: “La isla bonita” van Madonna, “Whenever where ever” van Shakira en “Can’t get you out of my head” van Kylie Minogue, gemixt met “Blue Monday” van New Order. Een magere oogst en dus dans je ook maar op totaal onbekende Latijns-Amerikaanse nummertjes. Veiligheidsmensen lopen er ook voldoende rond en toen een beschonken jongen maar bleef aandringen om met mij te dansen (waarbij hij op een bepaald moment mijn duimring in zijn handen had omdat ik mijn hand uit de zijne had losgemaakt; mijn duimring! Mijn enige sieraad hier in Peru! Mijn “domina”-symbool! Prompt stapte ik op hem af en pakte ik hem terug. Ha nee zeker!) en nadat Laura Bart signalen had gegeven om mij “ter hulp te komen”, duidelijk verbolgen dat hij dat niet spontaan deed (alsof ik niet zelf van mij kon afbijten) werd het mannetje plots zover opgetild dat zijn voeten de grond net niet meer raakten en weggeleid. Carolina heeft het allemaal niet meegemaakt. Hoewel we eigenlijk om haar verjaardag te vieren naar de discotheek gingen hebben we haar de hele avond of nacht niet gezien. Een Peruaanse afspraak heet zoiets.

De lekkere drankjes, het grote tv-scherm met aanvaardbare beeldkwaliteit en de zachte zitbanken lokten ons makkelijk een tweede keer naar de “Garabato”, deze keer om de tweede helft van de voetbalwedstrijd Chili-Peru te volgen. Gekeken heb ik wel, daar ben ik zeker van, mijn blik was ongeveer de hele tijd op het beeldscherm gericht, maar na verloop van tijd besefte ik gaandeweg dat ik dwars door het scherm keek en dat mijn gedachten mij ergens helemaal anders heen hadden gevoerd. Kijken, maar niets zien. Het overkomt iedereen waarschijnlijk wel ten gepaste tijd. Voetbalwedstrijden scoren bij mij zeer hoog op dat vlak. Zo geschiedt het ook deze avond, gezeten op een bankje met schapenvacht in een gezellig hoekje van de “Garabato”, gedempt licht, verrukkelijke Pisco Sour binnen handbereik. Zes andere toeschouwers, 2 verschillende groepjes van 3 mannen, volgen met iets meer aandacht het balspel op het scherm. Ik kan me blijkbaar alleen maar dingen afvragen zoals: die 3 mannen in maatpak, komen die rechtstreeks van hun werk? Wat voor werk zouden ze doen dat ze een maatpak nodig hebben? Houden hun echtgenoten traditiegetrouw hun eten ondertussen warm? Kijk, ze bestellen ieder welgeteld 1 sigaret. Vreemd dat je hier zoveel spullen in “een-voud” kan kopen: medicamenten, theebuiltjes, batterijen… Wat moet ik nog allemaal doen de komende dagen om met het hoekenwerk volgende week(*) van start te gaan? Zal het lukken? We zullen het weekend in ieder geval goed moeten doorwerken om alles klaar te krijgen. Ach ja, straks nog even langs de enige “supermarkt” die Andahuaylas rijk is om cornflakes te kopen. Anders moeten we morgenvroeg weer de pita-achtige broodjes besmeren die we nu eigenlijk toch een beetje beu gegeten zijn. Toch wel fijn, hier zo op café zitten met dat heerlijk drankje. Straks nog een filmpje zien op de laptop? Wat hebben we nog liggen?(**) etc, etc. Laat ik hier wel bij vermelden dat dit mijn uitgesproken banale gedachten zijn die zich tijdens zo’n voetbalspeelhelft ontplooien. Uiteraard zijn er ook nog gedachten van een andere categorie.
De Chileense ploeg won met 2-0 de wedstrijd van Peru. Wakker zal ik er niet van liggen, integendeel, ik slaap hier ontzettend goed. De Zolpidem-slaappilletjes blijven onaangeroerd ergens in een toiletzakje zitten. Ongeveer gelijktijdig met het beëindigende fluitsignaal van de scheidsrechter staan de 2 groepjes van 3 mannen nagenoeg synchroon recht en verlaten eensklaps de “Garabato”. “Blijf niet hangen, recht naar huis toe” zong Doe Maar in de jaren ’80 en deze Peruaanse mannen lijken hier netjes gevolg aan te geven. Enkele minuten later stappen ook wij het café uit, bekijken nog even de Plaza de Armas bij avondlicht en vervolgen onze weg naar de “supermarkt” waar de kleine rode pakjes surrogaat cornflakes geduldig liggen te wachten om door ons gekocht te worden.


(*) de introductie van het hoekenwerk in de kleuterschool op 22 oktober is ervoor verantwoordelijk dat de weblog enigszins aan zijn lot werd overgelaten. De chaos van de overschakeling lijkt mij ook een stuk op de weblog waard. Dus als ik de tijd vind…

(**) sinds ergens halfweg september zagen we plots de mogelijkheid om op een aangename manier onze kennis van de Spaanse taal lichtelijk bij te schaven: films op Dvd, Engels gesproken met Spaanstalige ondertitels! De door Bart gemaakte bedtafel, de laptop en een Dvd-kopie zijn de noodzakelijke ingrediënten om zo’n taalles op poten te zetten. Chips en cola zijn een surplus. We begonnen met een paar Dvd’s van Isabela en Alejandro: “Era de hielo” (Ice age), “Monster House”, “Shrek”. Nadien wilden we ook wel eens échte films zien en gingen op zoek in van de vele kopie-Dvd-zaken. Helaas kwamen we al snel tot de bevinding dat actiefilms, horror en “onze” Jean-Claude Van Damme in grote getale te verkrijgen zijn. Het serieuze werk komt net iets minder aan bod. En geef toe, zo’n actiefilm is nu niet meteen de meest uitgelezen kans om je conversatieniveau met je Spaanssprekende omgeving op te krikken. Maar goed, het ontspanningselement speelt natuurlijk ook een rol. En zo kochten we voor gemiddeld 3 soles (ongeveer 30 Bfr) kopieën als: “Apocalyto”, “El número 23” (The number 23), “Masacre en Texas” (The texas chainsaw masacre) (maar de beeldkwaliteit van deze film was zo slecht –wegens 5 films op 1 Dvd-schijf- dat we hem niet eens konden zien zonder onze ogen weer een beetje meer naar de vaantjes te helpen en dus hielden we het na een minuut of 5 voor bekeken), “Apocalypto 2” (Rapa Nui), “Conquistadores” (Pathfinder) en “Virus”, een echt belabberde JCVD-film. Maar onder het mom “het is om Spaans te leren”- zelfs al is het actiefilm-Spaans - kan er natuurlijk veel. “Perfume” scoort qua filmniveau net iets hoger, hoewel hier dubbel geldt “het boek is beter dan de film”. “Una mente brillante” (A beautiful mind) is dan weer wat je noemt “een serieuze film” en om de Spaanstalige ondertitels binnen de benepen tijdslimiet te kunnen lezen moet je echt wel moeite doen, maar Russell Crowe had naar mijn mening geweldig te lijden onder een niet eens zo lichte vorm van overacting. Gisteren dan eindelijk toch een ontzettend mooie film gezien, één die ik al een hele tijd wilde zien: “El Gran Pez” (Big Fish) van Tim Burton. Zo zie je maar dat de “betere” kopie-Dvd-zaak ergens onderaan een stapeltje “flutfilms” voor een luttele 5 soles evenwel gedegen filmplezier kan aanbieden. De komende avonden beloven helaas niet veel goeds op filmvlak, dus als u zich wil overgeven aan een goede daad geef ik u volgende mogelijkheid: stuur die film op Dvd die over Spaanstalige ondertitels beschikt (wij zijn al lang niet meer vies van kopieën, sorry “Stoffie”) en waarvan u denkt dat ik en/of Bart hem goed zullen vinden op naar volgend adres: Asella en Bart, CID Kukulinay, Avenida Lázaro Carrillo 113, Andahuaylas (Apurimac), Peru, Tel: 083 42 16 99. Wacht vooral niet te lang, doe het nu! Uw pakje heeft immers ongeveer 2 weken nodig om hier te geraken, maar het loont zeker nog de moeite aangezien we tot begin januari onze avonden op deze manier kunnen opwaarderen. Dank bij voorbaat.

dinsdag 9 oktober 2007

Misschien een woordje over de stage...?

Door de berichtgevingen over uitstapjes en de weersgesteldheid ter plaatse (die temperatuurgewijs de laatste dagen opmerkelijk verbeterd is; twee topjes hebben zelfs al het Peruaanse daglicht en de onmiskenbaar schaamteloze blik van grootvader Leoncio gezien) zou een aandachtige lezer terecht kunnen opmerken dat de titel van de weblog “Stage in Andahuaylas, Peru” mogelijk enigszins naast de kwestie is. Om aan deze commentaar tegemoet te komen, kan ik niet anders dan een woordje uitleg te geven bij mijn stageactiviteiten hier. Mocht het een beetje vervelen, sla dan gerust dit stukje over. Daar gaan we.

Kukuli is een kleuterschooltje voor de meer begoede – in enkele gevallen materieel verwende – Peruaanse kleuterkinderen. Er zijn er zo ongeveer 35. Sommigen van hen verdenk ik ervan over een garderobe te beschikken die de mijne ruimschoots overtreft. En dan heb ik het wel degelijk over alle kledingstukken die ik in de bescheiden kastruimte in de Grote Heide nummer 5 in Leest – ik wou bijna zeggen “netjes”, maar dat is niet geheel naar waarheid – bewaar. De keuze hier, in de Avenida Lázaro Carrillo 113 in Andahuaylas, is uiteraard tot een minimum beperkt door het feit dat andere en meer belangrijke bagagestukken hun deel van de beperkte pakruimte opeisten en elke modebewuste man of vrouw zou er waarschijnlijk de muren van oplopen iedere morgen uit dat miserabel hoopje kleren een smaakvolle keuze te moeten maken. Maar goed, mijn bescheiden modebewustzijn heb ik voor het grootste deel 5 maanden veilig opgeborgen en zolang mijn kleren niet hopeloos vuil en stinkend zijn kan ik daar zelfs goed mee leven. De kleuterkinderen hier daarentegen worden dagelijks in een ander tenue’tje gestoken, het ene al met een hoger Madonna-van-de-jaren-tachtig-gehalte dan de andere (verdorie, Alejandro begint hier weer uit volle borst “Alle kleuren van de regenboog” te zingen. Waar zijn we toch mee begonnen???). Toegeven, zo’n kleuterkind morst en kwijlt nog dat het een aard heeft en bevuilt daarmee zijn kinderlijk deux-pieceke meer dan vader- of moeder lief is, maar de verschillende nieuwe outfits die ik hier al gezien heb…

Maar goed, ik dwaal een beetje af. Het ging over mijn stage.
Het kleuterschooltje heeft 3 kleine klasjes (dat “kleine” slaat zowel op het aantal kleuterkinderen per klas als op de afmetingen van de lokaaltjes die niet groter meten dan 4,4 op 4 meter): de drie-vier- en vijfjarigen. Er is ook nog de “cuna”, de kinderopvang van de allerkleinsten, maar daar hou ik me niet echt mee bezig. We hebben Carolina, mijn stagebegeleidster trouwens kunnen overtuigen om daar volgend jaar een punt achter te zetten. De 3 klasjes hebben elk hun eigen kleuteronderwijzeres: Laura geeft les aan de vijfjarigen. Ze is 23 jaar en is uitermate verknocht aan haar kleine, uitklapbare gsm, die zelfs tijdens de lesuren niet van haar zijde wijkt. Zo kan het gebeuren dat ze haar uitleg over het verkeerslicht prompt staakt om de oproep op het kleinood te beantwoorden. Sinds kort is er een vriendje ten tonele verschenen, Rupner, maar of de relatie een lang leven beschoren is zal de tijd moeten uitwijzen. Ze is ook uitermate gelovig en ik heb haar al aan de computer met Alejandro (het negenjarige zoontje des huize) ‘betrapt’ terwijl ze hem al dan niet illegaal gedownloade “musica christiana” de oortjes in pompte. “En muziek van K3, is dat dan beter?”, hoor ik u al vragen. Dat staat open voor discussie, maar ik vrees dat K3 een lichte voorsprong heeft. Laura is in ieder geval zeer gedreven in wat ze doet en van de 3 leerkrachten neemt zij meestal het voortouw als het op het leiden van gezamenlijke kleuteractiviteiten aankomt.
Carina, een vierentwintigjarige, staat voor de klas van de vierjarigen. Ze kan redelijk flauw en zeurderig praten, maar in de klas heeft haar stem gelukkig toch net dat volume om over de roepstemmetjes van de kleuterkinderen heen te geraken. Op de avond van het feest van de tweede verjaardag van Kukuli werd me al snel duidelijk uit hun blikken dat de vader van Dorian, een kleuterkind uit haar klas, een iets ruimere functie vervulde dan louter “vader van een kleuterkind uit haar klas”. Het weze haar gegund, daar niet van.
Jenny, een zesentwintigjarige, samenwonend en moeder van een meisje van zes, geeft les aan de driejarige snotters (dat laatste mag redelijk letterlijk opgevat worden). Haar Spaans begrijp ik het minst van alle drie. Qua karakterbeschrijving kan zoiets tellen, niet?

Ik ben mijn stage begonnen met het observeren van de 3 klasjes. Ik had gehoopt dit in 3 weken te klaren: 3 klasjes, 3 weken, klinkt vrij logisch, nee? Ware het niet dat er allerlei schooldagen eensklaps wegvallen. Zelf krijg je dat uiteraard op Peruaanse wijze pas de dag voordien meegedeeld zodat een planning maken hier nog moeilijker wordt dan dat dit anders (zeker voor mij met mijn gebrek aan planningvaardigheden) al het geval is. Een autorally die door Andahuaylas passeert of de dag van “Señor de Huanca” zijn redenen genoeg om een schooldagje te schorsen. Bovendien nam Carolina mij ook nog een keer mee op schoolinspectie in Huancaray of werd ik verondersteld een uiteenzetting te geven over het kleuteronderwijs in Vlaanderen tijdens een “taller” (workshop) voor leerkrachten in Kishuara. Aan dat betoog werkte ik ettelijke uren: een volledige ter zake doende samenvatting en toepassing van een cursus van ene prof Laevers, die met zijn theorie van het ervaringsgericht onderwijs de termen “welbevinden” en “betrokkenheid” een geheel eigen leven liet gaan leiden en die voor mij hier ook de leidraad van mijn stageactiviteiten vormt. Goed, een gerichte samenvatting is één zaak, de vertaling naar het Spaans een andere. Drie problemen steken daarbij de kop op: het eerste en meest bepalende, mijn kennis van de Spaanse taal is – laat ons eerlijk wezen – redelijk beperkt. Het tweede probleem: zo’n cursus bevat heel wat specifieke termen die in een huis-tuin-en keukenwoordenboek niet zo maar zijn terug te vinden. Drie: vertalen is een vak apart (nietwaar Eva?). Het moge al snel duidelijk worden dat er behoorlijk wat zwoegwerk aan te pas kwam om een niet eens geweldig vlotte tekst op papier te zetten. Maar goed, ik had de dingen voor mezelf wat op een rijtje en was klaar om het beste van mezelf te geven.

Toen was er de twee uur durende enkele rit met de 4x4 naar Kishuara. Door de mist zag je soms geen hand voor ogen en Carolina maande de chauffeur (die zich overigens zeer bekwaam van het stuur bediende) meermaals aan niet zo dicht bij de afgrond te rijden (wat hij in onze ogen – die natuurlijk een beetje misleid waren door de mist - ook niet deed). Om een lang verhaal kort te maken, de taller ging uiteindelijk louter en alleen over het demonstreren van educatieve materialen, het ijverig kalkeren van kindertekeningen door de aanwezige leerkrachten incluis. Door een vermeende verslechtering van de weersomstandigheden zouden we iets vroeger, om 16u30 weer richting Andahuaylas vertrekken en dus was de tijd eerder beperkt. En ook Carolina, die mij eerst zeer enthousiast tot de spreekbeurt had aangemaand, had de dag voor het bezoek aan Kishuara al aangegeven “Ach, het hoeft ook niet echt, hoor.” Ja, afspraken worden hier met een hele klodder zout genomen (ook hun eten is ervan doordrongen, maar dat is alweer een ander verhaal).

Enfin, het mag dus duidelijk zijn dat de observatieactiviteiten uiteindelijk bijna 4 weken geduurd hebben en dat ik tijdens die 4 weken telkens hetzelfde klaspatroon zag terugkeren: onderwijs aan kleuterkinderen dat veel te verbaal gericht is, dat veel te weinig exploratiemogelijkheden biedt, dat kinderen van vijf jaar schrijfoefeningen geeft waar ze op dat moment allesbehalve aan toe zijn. Gedragsregels die niet worden toegepast, discipline (voor zover je daar bij kleuterkinderen van kan spreken) die mijlen ver te zoeken is. En wat krijg je dan? Kleuters die zich vervelen in de klas of die storend gedrag vertonen (roepen, plagen, uit de klas lopen,…). Horendol werd ik er soms van: een kleuteronderwijzeres die een volledige uitleg staat te geven over het ontkiemen van een zaadje en daarbij ook aantekeningen maakt op het schoolbord (ja, hoor, in de kleuterklassen hier hangt er gewoon al een schoolbord tegen de muur!) en kleuterkinderen die terwijl zitten te roepen, rond te lopen of met een infrarood-lichtje in de ogen van de medekleutertjes zitten te schijnen. Ook het dagelijkse werkblaadje maakt deel uit van de klaspraktijk: steeds hetzelfde, kleuren, knippen of plakken. Veel meer komt er niet aan bod. In vele gevallen begrijpen de kleuterkinderen ook niet wat er van hen verwacht wordt, zodat ik menigmaal de leerkracht het werkblaadje van kleuterlief zelf heb zien afmaken, zodat de schijn voor de ouders hoog wordt gehouden.

Over schijn gesproken. Op zaterdag 22 september waren we getuige van een hoogstandje schijn. De tweede verjaardag van Kukuli zou niet zonder uiterlijk vertoon voorbijgaan. Uiteraard waren we weer niet geweldig goed op de hoogte van wat er te gebeuren stond, maar toen we die vrijdagavond de activiteiten van de ouders gadesloegen hadden we al snel door welk een groots schouwspel zich voor onze ogen zou afspelen. Elke klas, tot de cuna toe, had een eigen paradewagen die – het mag gezegd – prachtig uitgedost was. Er was het thema van de boerderijdieren, de dieren van de selva, de Peter Pan en elfjes en de Incawagen. Qua creativiteit zijn ze alvast geslaagd met onderscheiding! Elk kleuterkind werd in de gepaste tenue gestoken en op de wagen eigen aan het thema geploft. Inbreng hadden de kleuterkinderen niet. Lachen en mooi zijn, dat was hun voornaamste en enige taak. De 4 wagens werden ook nog eens voorafgegaan door een alweer fantastisch uitgewerkte “gusano”, een glimworm die uit ongeveer 18 meter verschillend gekleurde stof bestond, die door evenveel ouders (en Bart, het hoofd) door middel van hoepels werd voortbewogen en waarvan het hoofd de nacht voordien nog snel maar zeer kundig door Carolina en Laura in mekaar geknutseld werd. Dat was het geheel. Maar niet volledig. Pieero, een vijfjarig kleuterkind wou samen met zijn ouders het geheel lichtelijk doorbreken door een eigen wagen te hebben. En wat voor één. De Volkswagen kever van ma of pa was helemaal in het zwart, met zilveren lijnen die het spinnenweb moesten voorstellen, ingepakt. Alleen een piepklein reepje in de voorruit was uitgespaard om pa enig zicht te bieden tijdens het rijden. Op de auto stond dan een troonstoeltje waar Pieero, akelig zwart ingepakt, samen met het huishoudhulpje, gestalte gaf aan de figuur van Spiderman. Zwaar erover, om het zo maar eens te stellen. Ik zou zeggen, bekijk de foto’s en oordeel zelf. De hele parade, vergezeld van een live-bandje, maakte vervolgens haar intrede in het centrum van Andahuaylas. Een heel parcours werd afgelegd. En waarom? Gewoon om te tonen hoe geweldig hun kleuterschool wel niet is? Ik kan u verzekeren, dat is ze dus niet. Maar de verpakking, het uiterlijk vertoon haalt het ruimschoots op de inhoud, zoveel is zeker. Ook Carolina zegt steeds dat ze niet akkoord gaat met deze charades, maar alleen zij, als directrice van Kukuli kan hier een einde aan maken natuurlijk.

Weer naar de stage. Na mijn observatieactiviteiten heb ik alles in een mooi Powerpoint-kleedje gestoken. De nieuwe versie van Windows Vista is werkelijk ongelooflijk gebruiksvriendelijk zodat een leek als ik zelfs een presentatie met ingebouwde foto’s en filmpjes kan opmaken en vertonen. Had ik trouwens al eens vermeld hoe buitengewoon blij ik ben met de laptop die kort voor vertrek is aangekocht? Tegen Bart zeg ik dat te pas en te onpas “Had ik al gezegd hoe blij ik ben met de laptop?” Tijd dus om deze appreciatie eens aan een iets groter publiek bekend te maken. De Powerpoint-presentatie was bedoeld om mijn observatiebevindingen aan de 3 leerkrachten mee te delen. Ze was ook een mooie compensatie voor mijn belabberde Spaans. De vergadering zou plaatshebben op het kantoor van Carolina, dinsdag 2 oktober om 15u. Maar het zou natuurlijk te mooi zijn om zoiets meteen van de eerste keer goed te hebben. De vergadering werd met een dag uitgesteld. Valt nog mee. Afgezien van de 3 leerkrachten was er ook een “especialista” van het kleuteronderwijs aanwezig die bij UGEL werkt (waar ook Carolina werkt). UGEL staat voor Unidad de Gestiόn Educativo Local en is afhankelijk is van het Ministerio de Educaciόn. Veel meer uitleg moet je me daar niet bij vragen. Ook ik neem zoiets gewoon aan.

Goed, om deze verdere uiteenzetting niet al te veel op mijn stageverslagen te laten lijken, zal ik gewoon zeggen dat mijn boodschap in theorie goed is aangekomen. Het feit dat ik eigengemaakte filmpjes had over het verveelde en ongeïnteresseerde gedrag van de kleuterkindjes tijdens de les was misschien nogal confronterend, maar het maakte alles zo heerlijk aanschouwelijk. Vooral de “especialista” was zeer enthousiast over mijn betoog. En ook Laevers zou, denk ik, tevreden zijn met mijn pleidooi voor de actieve school: “Por eso quiero hablar en favor de una escuela activa, donde los niños pueden aprender descubriendo, donde el juego espontáneo es el punto de partida para la educación!” Schoon, nietwaar? Een eigengemaakt filmpje van een spelactiviteit in de zandbak van de vierjarige kleuterkinderen moest mijn uiteenzetting kracht bijzetten. De leerkrachten hebben we al gehad, nu de ouders nog en dat zal een iets hardere noot zijn om te kraken. Hun veeleisendheid en andere kijk op wat goed kleuteronderwijs moet inhouden zal niet makkelijk te counteren zijn, maar het is een opdracht die deel uitmaakt van “mijn takenpakket” hier. Wanneer die vergadering gepland wordt…? Ik hoop dat ik het zelf tijdig te horen krijg.

Dat was de theorie, waar je, als je naar Leuven gaat goed in behoort te zijn. Maar dan is er de praktijk. Samen met de 3 leerkrachten komt het er nu op aan lesactiviteiten te plannen die veel meer aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van de kleuterkinderen en die veel meer gevarieerd in opzet zijn. Eén probleempje: ik ben geen kleuteronderwijzeres en de praktijk moet je in Leuven zelf maar zien te achterhalen (ok, daar is een stage natuurlijk ook voor bedoeld in de eerste plaats). Dus ben ik nu de leerplannen van het kleuteronderwijs in Vlaanderen grondig aan het bestuderen, zoek ik allerlei gepaste activiteiten op via internet en vraag ik de 1 of andere docent al eens om hulp. Ik heb het thema “water” aan de leerkrachten voorgesteld om als project uit te werken, omdat dat toch wat actiemogelijkheden geeft.

”En wat doet Bart nu eigenlijk?” is ook een veelgestelde vraag. Wel, Bart helpt bij de praktische uitwerking van allerlei educatief materiaal. Zo moet er nu een waterbak gemaakt worden en moeten er kapstokjes aan de buitenkant van de klassen bevestigd worden omdat dit heel wat rust in de klassen zal brengen. Zoals het nu is lopen de kleuterkindertjes te pas en vooral te onpas naar hun rugzakjes die op een hoop op een tafeltje gestapeld liggen om er een speelgoedje of iets om te eten uit te halen en dat stoort enorm. Door een eenvoudige ingreep zal dat euvel al verholpen worden. Een mens moet blij zijn met de kleine “overwinningen” die hier behaald kunnen worden.

Veel andere overwinningen zitten er op dit eigenste moment niet meteen in, aangezien een parasiet met de welluidende naam Giardia Lamblia, die ik met de nodige medicatie dacht onder controle te hebben, mij weer stevig in zijn ban heeft. Maar ook dat is alweer een heel ander (onsmakelijk) verhaal dat hopelijk geen al te uitgebreide plot kent…

zondag 30 september 2007

Schitterend!


Toeristen die Peru bezoeken laten negen kansen op de tien Andahuaylas gewoon links liggen. Reisgidsen maken nauwelijks vermelding van dit provinciestadje zodat slechts weinigen de weg hiernaartoe vinden. Op zich heeft Andahuaylas als stadje ook niet zo bijzonder veel te bieden. Het heeft zijn Plaza de Armas met de zestiende-eeuwse San Perdo kerk, een standbeeld en graftombe ter nagedachtenis van de schrijver José Maria Arguedas, er is op zondag een zeer uitgebreide markt met honderden verschillende soorten fruit en groente - zo lijkt het wel - en met zoveel meer aan koopwaar, er zijn winkels waar je uiteindelijk (bijna) alles vindt als je maar lang genoeg zoekt (de klantvriendelijkheid laat soms wel te wensen over: als je bijvoorbeeld vraagt waar je die bepaalde nagel of schroef dan wél kan vinden kan het antwoord botweg zijn “In een andere winkel”. Ah, fijn, daar zouden we nu zelf nooit aan gedacht hebben…) en als je graag kip eet kom je in één van de restaurantjes zeker aan je trekken. Maar om nu te zeggen dat Andahuaylas op zich “the place to be” is, dat zou toch wat gelogen zijn.

Tenzij je natuurlijk 17 weken stage loopt in een kleuterschooltje aldaar en je de charme van het door bergen omgeven stadje steeds meer gaat appreciëren. Een soort thuisgevoel maakt zich al snel van je meester. Je neemt een mototaxi alsof je nooit anders gewend bent, je weet waar ze de beste appelgebakjes verkopen, “bekenden” zwaaien naar je op straat en je brengt de hondjes van je gastgezin vlot naar de dierenarts voor hun eerste vaccinatie. Dit dierenartsbezoek vond gisteren plaats, zaterdag, de dag waarop we de ruimere omgeving van Andahuaylas wel eens wilden verkennen. Voordien waren we al wel op weekend naar Ampay gegaan, maar wat Andahuaylas zelf betrof waren we nog niet veel verder geraakt dan een wandeling naar een hoger gelegen wit kruis in de buurt van “ons” huis.

Gisteren was het dus eindelijk zover. We namen geroutineerd een mototaxi naar de plaats waar auto’s en busjes vertrekken naar Pacucha. Zodra we uit de mototaxi stapten werden we naar een auto geleid. Deze auto werd volgepropt met passagiers (ééntje vooraan, met z’n vieren op de achterbank waarvan er één, Jorge, een Peruaan die in Lima woont niet meteen een lichtgewicht te noemen was; in de koffer van de stationwagon werden ook nog eens vier mensen gepropt) zodat de rit toch een beetje geld in het laatje zou brengen: 2,5 soles per persoon (25 BFR). Pacucha ligt op 15 km van Andahuaylas op een hoogte van 3125 meter. Normaal zou ik dit soort info nooit schrijven, maar ik heb hier nu net een lokaal tijdschrift dat “Purio Runa” heet en dat een “Revista trimestral de ecologia, turismo y cultura” is en dus geef ik dit toch maar even mee. De trekpleister van Pacucha is de prachtig mooi gelegen “laguna”. Het is er ontzettend rustig. En mooi. Bij aankomst was het weer nog een beetje miezerig, maar een uurtje later klaarde het op en werd het zelfs aangenaam warm.

Vanaf nu kan ik eigenlijk alleen nog in superlatieven schrijven, maar aangezien dat op de duur de lezer waarschijnlijk ook een beetje begint te vervelen kan ik alleen maar zeggen: bekijk de foto’s! Het ging van mooi naar mooier naar schitterend. Het eerste deel van onze wandeling (die uiteindelijk meer dan vijf uur zou duren) werden we nog vergezeld van Jesica en Jorge, een smoorverliefd koppeltje (zij kwam oorspronkelijk van Andahuaylas, maar studeerde nu in Lima) dat duidelijk gek was op het nemen van honderden foto’s van mekaar, maar die ondanks dat best te genieten waren. Ze bezorgden ons een bootritje op de lagune en gidsten ons vlot naar Sondor, een archeologische site van het rijk van de Chankas (ja, Bart L, je had erbij moeten zijn…). Nadien splitsten onze wegen zich, want zij keerden met een busje terug, wij gingen te voet langs de andere kant van de lagune verder.

Sondor, schitterend gelegen! Echt ongelooflijk prachtig! De bergen rondom, het uitzicht… Ok, daar moeten de foto’s dan maar van getuigen, ik zal er hier niet verder op doorgaan. Maar echt, zo mooi… En zo zalig rustig. Niet één toerist hier. Schitterend… Goed, ik zal stoppen.

De weg langs de andere kant van de lagune was ook geweldig. Zo vredig. Een andere wereld haast. Met allemaal vriendelijke mensen die je gedag zeggen. Met varkentjes langs de kant van de weg, die, als je over hun buikje wrijft, na enkele seconden vredig liggen te knorren (te slapen dus). Schitterend. Inderdaad, een andere wereld. Geen luxe hier bij de mensen, maar een onbeschrijfelijke vorm van rust die hier heerst. Wauw. Het was de meer dan twee en een half uur omweg wandelen méér dan waard.

Rond 17u30 kwamen we moe, maar ongelooflijk voldaan, aan bij het dorpje Pacucha, waar we hoopten een auto terug naar Andahuaylas te vinden, maar helaas, het was er doodstil. En dus moesten we nog even verder stappen, een lange straat (op dat moment leek ze eindeloos…) naar het plein verderop, waar we na een minuut of vijftien wachten gelukkig nog een busje troffen dat ook deze keer werd volgepropt met mensen en takkenbossen om richting Andahuaylas te rijden.

Teruggaan naar Pacucha doen we zeker. Dat staat vast. We hebben een familie van wie ik foto’s maakte immers beloofd de printjes langs te brengen. “En welke dag precies komen jullie dan langs?”, vroeg de zeer vriendelijke pater familias bezorgd. “Er is altijd iemand thuis.”

Maar ook de omgeving, de sfeer, het licht, de lagune en de bergen hebben ons zodanig in hun ban dat niet terugkeren onmogelijk is. Just a perfect day.

zondag 23 september 2007

Zweinstein en ware muziekhits


Op een vrijdagavond vergezellen Bart en ik Isabela naar de kerk op de Plaza de Armas omdat ze met enkele klassen van haar “colégio” de misdienst moet “opluisteren”, zoals dat dan heet. Zoals gewoonlijk duurt het weer een eeuwigheid voor het bijna elfjarige meisje haar gepaste tenue aangetrokken heeft. Dit keer draagt ze haar doordeweekse schooluniform, dat uit een geruite plissé rok, een rode trui met v-kraag, donkerblauwe sokken, zwarte laqué schoenen en een rood lint in het haar bestaat. Grootmoeder Olga maant telkens weer tot haast aan “Apurate!”. Het lieve oude omaatje kan meer dan eens vinnig uit de hoek komen wanneer Alejandro en Isabela niet doen wat van hen verwacht wordt. De parkieten eten geven, tijdig uit bed komen, hun bordje leegeten, huiswerk maken, … het zijn allemaal activiteiten die de twee kinderen niet zo best of alleszins met héél veel moeite uitvoeren en dus heeft Olga het tot een van haar voornaamste doelen gesteld zoveel als mogelijk haar kleinkinderen tot ijver en spoed aan te manen. Helaas halen alle korte, maar krachtige bevelen niet echt veel uit en dus moeten de parkieten enkele keren per week geduldig wachten op hun zaadjes, staan de kinderen meer wel dan niet veel te laat op, worden de half leeggegeten bordjes ten langen leste door oma zelf naar de keuken gedragen en blijft het huiswerk tot het laatste moment in de rugzakken zitten om uiteindelijk met zeer veel tegensputteren en overdreven veel gelummel gemaakt te worden.

Ook deze vrijdag is het weer zover. Het is 16u30 en volgens Olga begint de misdienst om 17u. Het duurt en het duurt voordat Isabela netjes gewassen haar schooloutfit heeft aangetrokken en eindelijk van plan lijkt de deur uit te stappen. We verzekeren oma Olga dat we samen met Isabela naar de kerk zullen gaan en haar nadien samen met haar broer weer thuis zullen brengen. Om ongeveer kwart voor vijf komen we aan op de Plaza de Armas, maar er zijn in de verste verte geen klasgenootjes van Isabela te bespeuren. “Weet je zeker dat het vandaag is dat je in de kerk moet zingen?”, vragen we vertwijfeld, want qua afspraken en uren moet je in Peru steeds op je hoede zijn. Ook Isabela lijkt niet helemaal zeker van haar stuk te zijn en dus gaan we kijken of we geen aanwijzingen in de kerk kunnen vinden. En ja hoor, daar hangt een A4’tje tegen de muur waarop alle kerkdiensten netjes genoteerd staan. Om 18u30 is de vrijdagavonddienst. Nice! Nog slechts anderhalf uur wachten. Op zo’n moment vraag je je dan af waarom oma Olga net niet iets duidelijker had kunnen zijn over het aanvangsuur van de misdienst. Of waarom Isabela zelf niet beter op de hoogte is van haar schoolse activiteiten. Hoewel je na verloop van tijd ophoudt jezelf zulke vragen te stellen. Veel zin heeft zoiets toch niet.

En dus gaan we met Isabela naar het “colégio” Santa Rosa, een privéschool die op een tien minuutjes stappen van de Plaza de Armas verwijderd is. We gaan samen de ingangsdeur binnen en Bart en ik blijven vooraan wachten terwijl Isabela haar klasgenootjes gaat opzoeken. We staan wat rond te kijken, we kijken een verlaten klaslokaal en het bureau van de directeur binnen tot er plots 2 meisjes eveneens aan de ingang verschijnen. Meteen worden we bestookt met allerlei vragen. Aanvankelijk een beetje aarzelend, maar eens het ijs gebroken is, volgt de ene vraag de andere op. Of wij de Belgen zijn die bij Alejandro en Isabela logeren, welke taal we spreken, of we beste vrienden dan wel broer en zus zijn, wat we van Andahuaylas vinden. Terwijl we daar met de twee meisjes staan te praten zien we opeens een aantal kinderen in donkere, fladderende capes lachend de trappen op- en aflopen. Ik waan mij meteen op Zweinstein, de tovenaarsschool uit de overdreven populaire jeugdboekenreeks Harry Potter. Even later worden we door de zwarte zwerm van leerlingen omringd en voelen we ons een beetje een rariteit door de aanklampende aandacht die ons te beurt valt. Een meisje pakt gedecideerd mijn hand vast en de rest gaat door met vragen te stellen. Om dit patroon enigszins te doorbreken en omdat ze over een uurtje een heus koor moeten vormen vraag ik hen een liedje te zingen. Ze overleggen kort en beginnen zeer simultaan een religieus lied te zingen. “Halleluja amen!”, zo gaat het refrein en tot op dit eigenste moment kan ik het zelf meteen beginnen zingen mocht iemand het idee opvatten mij dit te vragen. Daar staan we dan, omringd door een stuk of dertig kinderen tussen 7 en 11 jaar. Nadat hun lied beëindigd is en we hen met een bescheiden applaus (we zijn tenslotte maar met twee) bedanken, vraagt één van hen om een liedje in het Nederlands te zingen. Nu zijn er zoveel Nederlandstalige nummers, zowel armoedig slecht als buitengewoon mooi, maar op dat moment schiet mij niet meteen iets te binnen. Bart heeft iets meer inspiratie en komt met “Alle kleuren van de regenboog” van K3 als voorstel aanzetten. Vanuit het idee “Ach, niemand behalve deze kinderen die geen woord Nederlands spreken en die bij het horen van dit nummer toch niet herinnerd worden aan de hele zwik rond K3 zullen ons bezig horen en zien” ga ik akkoord. Uiteraard kennen we alleen het refrein, maar we brengen het vol overgave! Daar staan we dan, omsingeld door een groep “tovenaarsleerlingen”, in een school in Andahuaylas het beste van onszelf te geven op de klanken van K3. Na de laatste noot krijgen we een enthousiast applaus, wordt er uitgelaten gelachen en wordt ons meteen om een bisnummer gevraagd. Opnieuw het geheugen afspeuren op zoek naar een Nederlandstalig nummer. De kinderen dringen aan. We denken en denken. Waarom schiet mij de naam Guido Belcanto niet te binnen? Als echte fans kennen we zowat al zijn nummers uit het hoofd. Maar nee. Het gaat een hele andere richting uit. Ik heb er één! Nogmaals, niemand kent ons, niemand verstaat ons, wat hebben we te verliezen? Zowat elk koppel heeft een eigen nummer, toch? Een nummer dat in de periode van hevige verliefdheid deel gaan uitmaken is van je prille bestaan als stel. Door een zeer ongelukkig toeval, echt een zéér ongelukkig toeval is dat “Het is een nacht” van Guus Meeuwis en Vagant geworden. Bedroevend eigenlijk, te weten dat er 1001 nummers bestaan die allesbehalve klef of commercieel hoeven te zijn. Maar ja, het lot heeft zo beslist en dus wordt elk jaar op 1 november de Cd-single in de cd-speler gestopt en gedenken we al dansend de beginperiode van onze relatie. Geen wonder dus dat we de tekst van dit nummer, ondersteund door passende, doorleefde gebaren voor dit selecte publiek ten gehore kunnen geven. De Peruaanse Harry Potter kinderen zijn opnieuw laaiend enthousiast en waarschijnlijk zouden we tot op heden nog tot allerlei bisnummers gedwongen zijn, ware het niet dat het uur van vertrek naar de kerk aanbrak en we, letterlijk aangeklampt door de kinderen – Isabela en Alejandro voorop, ze willen ons blijkbaar niet “delen” – in een heuse stoet naar de kerk marcheerden.

Ik moet zeggen dat hun “optreden” in de kerk onder gitaarbegeleiding van de zeer sympathiek ogende muziekleraar zeker ook mijn goedkeuring kon wegdragen en dus heb ik haast overdreven enthousiast geapplaudisseerd aan het einde van de misdienst (voor de kindertjes welteverstaan, niet voor pater pastoor uiteraard).

In “Liedjes in het Nederlands, The Sequel” brengt Guus Meeuwis het er bedroevend slecht vanaf in vergelijking met K3. Alejandro en Isabela zingen af en toe nog het deuntje van “Alle kleuren van de regenboog” en Carolina, mijn stagebegeleidster heeft de Nederlandstalige tekst zelfs fonetisch opgeschreven om hem zelf te kunnen zingen. Zelf blijf ik met de kerkhit “La madre de Jésus es Maria. Quién!?” in het hoofd zitten. Qua intercultureel uitwisselen van locale hits kan dit tellen. “Where will it all end?”, zou Henry Livingstone uit “You Rang M’Lord” zich alweer terecht afvragen…